Om kwart voor acht ga ik vanuit Leiden, uitzonderlijk op deze reis met de snelbus naar de bloemenveiling van Aalsmeer, Flora Holland, en daarna naar Schiphol. Het zijn beiden plaatsen waar ik graag naar toe wilde en die te voet voor zover ik ko overzien niet bereikbaar zijn.
Het verkeer zo tegen acht uur is druk en onoverzichtelijk. Auto’s slingeren zich in lange rijen stapvoets over smalle wegen. Iedereen rijdt op elkaar, bumper op bumper en zo hard als mogelijk. De buschauffeur doet daarin voor niets onder; hij lijkt werkelijk alles te doen om zo gevaarlijk mogelijk, zo hard en agressief mogelijk te rijden. Verschillende passagiers vallen in het gangpad; ik ook.
Eerst tegen half tien arriveer ik bij de veiling. Het is een onoverzichtelijk groot terrein; alleen al op het veiling terrein heeft de buslijn meerdere haltes. Vrachtauto’s rijden af en aan, en komen uit alle Europese landen. Ik zie Duitse, Deense, Zweedse, Belgische en Spaanse vrachtauto’s en eindeloos veel Nederlandse wagens. Bij de hoofdingang stap ik uit. Voor vijf euro mag je het complex bezoeken.
Flora Holland heeft in Aalsmeer een omzet van vier miljard euro. De veiling is een coöperatieve met 5000 leden; tien procent van die leden zijn afkomstig uit het buitenland. Er zijn in Aalsmeer 4200 mensen in dienst maar op het terrein van de veiling, alles bij elkaar, werken wel 13.000 mensen.
Het bezoek is eigenlijk een wandeling over een balustrade over het veilingterrein. Daar, op dat terrein, rijden honderden, misschien wel duizenden, met elektrische karretjes waaraan wagonnetjes zijn gekoppeld waarop bloemen in bakken zijn geplaatst. Het doet denken aan de botsautootjes op de kermis maar dan zo groot, zo oneindig groot dat het duizelt. Via de balustrade krijg je ook een indruk van de veilingzaken, waar de aanvoer van bloemen via een klok worden verkocht.
De bloemen die hier geveild worden, zijn in de loop van de vorige dag en de voorbij nacht via Schiphol aangevoerd uit alle delen van de wereld. Bijna tien procent van de aanvoer komt, bijvoorbeeld uit Ethiopië en Kenia. De kwekers daar zijn vaak afkomstig uit Nederland; in Noord Holland ben ik kwekers tegen gekomen waarvan de zoon of een neef een kwekerij in Kenia had. Leerlingen van de landbouwschool in Hoorn doen er stage. Van Albert Heijn vernam ik dat ook zij daar kwekerijen hebben die exclusief voor hen telen. Zij hebben er recentelijk zelfs een drukkerij opgezet die het folie kan drukken waarin de rozen worden verpakt. Veel kleine kwekers in de Bollenstreek leggen het tegen die mondialisering af.
Een nieuwe ontwikkeling waarmee de veiling van Flora Holland te maken krijgt is de digitalisering van de veiling. Bloemen kunnen door kwekers zo worden beschreven en gefotografeerd dat kopers via het internet hun keuze kunnen maken. Het betekent dat de directe, fysieke veiling op termijn aan belang zal afnemen. Bloemen kunnen dan rechtstreeks van kweker naar afnemer worden vervoerd. Dat scheelt in transportkosten en levert voordelen op zowel voor de kwaliteit van de bloemen als voor het milieu. Vanzelfsprekend betekent het verlies van banen.
Tijdens de wandeling door de veiling liep ik op met Amerikanen, Finnen, Engelsen en een delegatie van bloemenkwekers uit Tanzania. Met verbazing volgen we de verrichtingen op de werkvloer; het tempo waarmee de karretjes rijden is zo hoog als mogelijk. De rijders wisselen geen woorden met elkaar; het tempo is zo hoog dat daarvoor ook geen tijd en ruimte is. Wanneer ik naar de uitgang wandel, zie ik op de werkvloer een jongen die fotografeert, Lempa Sylvester is dertig jaar en werkt al tien jaar op de veiling; hij geeft instructies over verkeersregels op de werkvloer. Hij erkent dat het een wonder is dat er niet continue botsingen zijn. “Er gebeuren wel veel bijna ongelukken gebeuren”, verklaart hij. “En op het middengebied gaat heus wel eens iets mis maar al bij al valt het mee. Iedereen houdt zich toch aan verkeersregels.
Halverwege de dag arriveer ik met de bus op Schiphol; met mijn rugzak op en wandelschoenen val ik niet echt uit de toom, zoals bij de bloemenveiling. Maar wat te doen? Wie aan te spreken? Wat heb ik hier te zoeken? Werk. Dat is het idee. Laat ik doen alsof ik werk zoek; Schiphol is een banenmotor, een mainport zoals het deftig heet. Er zijn 60.000 mensen aan het werk op Schiphol bij ruim 500 verschillende bedrijven. Als er ergens werk te vinden is, moet het hier zijn. Immers, je hoort toch iedere dag… voor wie werken wil, is er werk genoeg. ’s Nachts koffers lossen, vliegtuigen bevoorraden, schoonmaken, baliewerkzaamheden, horeca… van alles moet er te doen zijn, veronderstel ik.
Waar te beginnen? In de vertrekhal is geen uitzendbureau te vinden. Buiten de hal zie ik twee mannen met een rij kofferwagentjes zeulen; ze hebben een geel lichtgevend hesje aan. Ik spreek hen aan. “Weten jullie of er hier werk te vinden is,” vraag ik. Het antwoord is verrassend. “Werk zat, maar je kunt er nooit van leven.” Ze wijzen me naar een kantoorgebouw, een eind verderop.
Door de regen en met koude wind in et gezicht baan ik me een weg door een wereld waar voetgangers niet geacht worden te bestaan.
Er zijn filialen van alle bekende uitzendbureaus te vinden; ik heb de meeste daarvan bezocht. Werk? Een baan? Perspectief? Nee. Wie nu wil werken heeft op Schiphol niets te zoeken. Slechts een keer trof ik een consulent die een parttime in de aanbieding had. Een baan van 24 tot 32 uur voor het afhandelen van klachten en het te woord staan klanten. Het loon bedraagt € 9, 27 per uur. Bij mijn vraag of ik niet veertig uur zou kunnen werken, bleek dat niet wenselijk. “Het is eenvoudig werk maar de stress is enorm hoog. Uit ervaring weten we dat als je dit veertig uur doet, dat dan de kans groot is dat je na verloop van tijd in de ziektewet komt,” aldus de consulent. Dat je van een parttime baan niet kunt leven, erkende hij, vanzelfsprekend. Meer dan zes, zeven honderd euro in de maand kun je niet verdienen….
Bij twee uitzendbureaus werd me uitgelegd dat er in de zomermaanden natuurlijk wel extra volk nodig is. In februari beginnen zij daarom al met het werven van tijdelijk en flexibel personeel. Je moet permanent beschikbaar zijn, en in de buurt wonen; de beloning ligt nauwelijks boven het minimum loon. Wie geluk heeft kan na een zomerperiode door naar een vaste betrekking bij de NV Schiphol. De verdiensten worden dan snel hoger; de sociale zekerheid navenant.
Al bij al een verdrietig resultaat. Ook op Schiphol is het crisis; het werk ligt niet voor het oprapen. Als je al geluk hebt om een eenvoudige baan te vinden, is die zo zwaar dat je maar een deel van de week mag werken. Een volwaardig bestaan kun je er niet aan ontlenen.