Van Leiden en Last…. (eerste deel)

Leiden.- Van alle plaatsen, van alle dorpen en steden die ik op mijn voettocht tegenkwam was Leiden de meest rare, meest vreemde en meest verontrustende omgeving. Waarom? Omdat ik nergens zoveel agressie, wanorde en chaos tegenkwam als juist hier: Studenten op onverlichte fietsen al dan niet in jacket laten me schreeuwend weten dat voor hen geen regels gelden, noch in het verkeer, noch in omgangsvormen. Deze types zetten de toon in de stad; het gevolg: schreeuwende ouders met brullende kinderen; overgewicht, slecht gekleed; scheurend op scooters; onbesuisde automobilisten al dan niet met een petje op het hoofd, de auto’s al dan niet gepimpt, al dan niet geleased…. al bij al een permanent gewelddadige chaos in een voornaam kader met grachtjes en panden van de vereniging Hendrik de Keyser…. mijn advies aan een toevallige vreemdeling te voet… Ga desnoods naar Timboektoe maar vermijdt Leiden!
De wandeling naar Leiden startte ik in den Haag, aan de andere kant van de trekvaart ter hoogte van Laak Noord, het Molenkwartier. Die andere kant heet Voorburg, hemelsbreed een paar honderd meter van het voormalige moerasgebied waarin het Laakkwartier werd gebouwd aan het begin van de vorige eeuw. Voorburg is ouder en voornamer; ik passeer luxe winkels, en mooi park met een groots smeedijzeren hek, en herenhuizen alom. Schoolkinderen dragen merkkleding die niet bij Zeeman werd gekocht. Een mevrouw, kniehoge suèdelaarzen, groene bodywarmer, zonnebril in het haar, brengt wijnflessen naar de glasbak met een Volvo stationwagen; het lijkt alsof ze uit een pagina stapt van het tijdschrift Buitenleven.
Via Voorburg naderde ik Leidschendam. Bij een kruispunt ontdekte ik op een straatlantaarn beveiligingscamera’s die met pinnen werden afgeschermd. Waarom, waarvoor van die rare camera’s? Bij nadere inspectie ontdekte ik een kantoorgebouw met een vijver als een slotgracht er om heen en beveiligd met zwarte hoge hekken. Bij een zijingang zag ik mensen binnen en buiten gaan; ik sprak een bewapende beveiliger aan, een Fransman, die me uitlegde dat hier het Libanon tribunaal was gevestigd. Dat tribunaal werd in het leven geroepen om de moordaanslag op de Libanese president te onderzoeken. Er werken mensen uit alle windstreken, al dan niet verbonden aan de Verenigde Naties Het Libanon tribunaal hoort bij de rol van den Haag als centrum van het internationale recht. De beveiliging hoort er bij en is blijkbaar noodzakelijk.
Terwijl ik verder wandel, richting Leidschendam en Voorschoten, bedenk ik me dat het toch vreemd is dat in Nederland eigenlijk nauwelijks bekend is wat de betekenis is van den Haag in het internationaal recht. Misschien kennen mensen het Vredespaleis maar wie weet wat daar gebeurt? Wie kent het Internationaal Hof van Justitie? Waarom is het Joegoslavië tribunaal in Nederland gevestigd?

De wandeling voert over een fietspad wat ligt op de voormalige baan van de ‘blauwe tram’. Die verbond den Haag met Leiden. Nu is het hele gebied volgebouwd en zijn de verschillende plaatsen niet meer te onderscheiden. Annie van Eeden, weduwe en 79 jaar, herinnert zich nog de tijd dat tuinders en boeren in Voorschoten woonden en werkten. Als kind ging ze met haar moeder aan de hand naar de boerderijen kijken. “Dan lagen de zeugen met de biggetjes in de modder en het grootste plezier was dan om in je handen te klappen en dan de biggetjes te zien weghollen. Dat is nu allemaal weg, net als de Blauwe Tram. Men staat liever in de file.” Annie heeft geen computer; het internet is voor haar een vreemde, onbekende wereld. Ze heeft er geen behoefte aan; ze zwemt een paar keer per week veertig baantjes in het zwembad, speelt orgel en zingt in het kerkkoor. Tot haar verdriet is de Johanneskerk gesloten; dat vond ze een fijne parochie. Het was een hechte gemeenschap, vertelt ze, je voelde je thuis en verbonden. Maar ja, die basis is weg. We kregen een priester die als onderwijzer was veroordeelt voor kindermisbruik. Ja, de kerk heeft veel kapot gemaakt.”
In Leiden vind ik onderdak in een pension. De volgende ochtend, bij het ontbijt tref ik vier Italiaanse bouwvakkers aan tafel. Zij zijn aan het werk bij een mevrouw uit hun Italiaanse dorp die in Nederland werkt bij een internationale instelling. De Italiaanse dame kon in Leiden geen vakbekwame bouwvakkers vinden. De Italianen begrijpen niet dat zoiets kan, een bouwvakkers te vinden. Maar zij zijn blij met het werk, vertellen ze. “We verdienen goed, onze reis wordt vergoed en we hebben twee mooie weken.”
(wordt vervolgd)

Geef een reactie