Tholen (deel twee) Over de tijd gesproken…

II.
In Stavenisse overnacht ik voor het eerst van mijn leven in een bedstee. Niet recht op zittend in de kussens, zoals in vroeger gebruikelijk was, maar languit, als een prins in het huis met de bed en breakfast van Ruud en Liesbeth Bos. Stavenisse is een klein dorp, aan de westkant van Tholen aan de Oosterschelde. De Ramp heeft hier grote, diepe wonden geslagen. 153 inwoners van het kleine dorp kwamen om. Wie nu door Stavenisse wandelt, voelt nu, bijna zestig jaar later, nog steeds de adem van die vreselijk stormnacht.
In een garage tegenover de oud gereformeerde kerk tref ik Dies den Braber, (71 jaar) die zijn aardappelen even komt poeieren. Hij vertelt me over de Ramp; hoe de zeedijk hier over een lengte van 2200 meter wegspoelde en een vloedgolf op het dorp sloeg. Die vloedgolf veroorzaakte een enorme luchtdruk in de huizen waardoor daken en muren werden weggeblazen. “Wij woonden op de dijk, samen met vier broertjes en zusjes en mijn ouders in een half woonhuis. We deelden het huisje met een ander gezin; de muur was niets anders dan tingeldoek, zo arm leefden we. In de nacht van de Ramp werden we tijdig geroepen.”

Na 1953 is er veel veranderd op Stavenisse. De mechanisatie in de landbouw maakte vele landarbeiders werkloos; nieuwe industrie ontwikkelde zich buiten Tholen en in St. Maartensdijk. “Daar vonden we werk, of bij de sigarettenfabriek van Philip Morris in Bergen op Zoom. ”
Terwijl we een praatje maken, komt Arie de Viet aangereden. Arie werkt als verslaggever voor de Eendrachtbode, de weekkrant voor Tholen en st. Philipsland. Het is niet zo maar een weekkrant. De Eendrachtbode is uit het verzet ontstaan en heeft betaalde abonnementen. Het is een familiebedrijf; er zijn vier journalisten in dienst, die werkelijk alles wat zich in de regio afspeelt verslaan. Hoewel het crisis is in krantenland, lijkt de Eendrachtbode zich daaraan te kunnen onttrekken. Onderweg sprak ik zoveel mensen die het lokale nieuws in de Eendrachtbode lezen en het nationale en internationale nieuws via radio, televisie en internet opnemen. Arie de Viet, over mijn voettocht geïnformeerd door de lokale PvdA afdeling wilde graag met me oplopen, van Stavenisse naar st. Annaland (‘Sta-land’ in het dialect).
Onderweg vertelde Arie me over zijn avonturen en over een langdurig verblijf in zuidelijk Afrika maar ook over zijn wens en die van zijn vrouw om terug te keren naar de streek waar hij opgroeide en de familie woonde. Zijn vrouw kreeg een baan als arts bij het consultatiebureau; hij vond zijn weg in de journalistiek. Aanvankelijk als freelancer bij de Provinciale Zeeuwse Courant, onderdeel van het Wegerner concern. Maar de laatste jaren is hij tot zijn vreugde in vaste dienst bij de Eendrachtbode. Wanneer een automobilist passeert op een landweggetje, steekt hij zijn hand op. De auto stopt; Arie weet wie de bestuurder is en wil hem interviewen over zijn werkzaamheden met grote machines in het Midden Oosten. Voor de krant maakte hij het afgelopen jaar een reeks van honderd portretten van familiebedrijven op Tholen. Daarvan werd juist deze week een prachtig, door de Eendrachtbode uitgegeven, boek gepubliceerd. De eigenaar en uitgever van de krant, Wim Heijboer, gaf het me met trots mee. Ik heb het met plezier gelezen en zal het, beloof ik, op mijn beurt doorgeven aan de minister van Sociale Zaken, Lodewijk Asscher, wanneer ik die op enig moment eens tegenkom. Familiebedrijven, wars van het speculatief aandeelhoudersbelang, borgen de continuïteit in de Nederlandse economie. Wat deze bedrijven betekenen voor de werknemers, voor innovatie, sociale verhoudingen en de toekomst van de streek… dat blijkt uit dit boek.
Wanneer we vlakbij St. Annaland zijn ontmoeten we Jannetje Dekker-de Haan, 83 jaar oud. Ze woont aan de oude de haven van St. Annaland, die na de Ramp werd gedempt. De haven werd verlegd achter de nieuwe Deltadijk en heeft met de pleziervaart een nieuwe dynamiek gekregen. Jannetje is over de dijk geklommen om even het water te zien en een luchtje te scheppen.

Ze vertelt over het wonder van St. Annaland: tijdens de Ramp is er niemand op het dorp verongelukt. Zij woonde aan het eerste huisje bij de haven. “We werden ’s nachts geroepen. Mijn man moest mee gaan om te vloeien, om de vloedplanken, te plaatsen. Ik ben naar mijn ouders gegaan, die hogerop woonden. In de nacht is ons huisje vergaan.”
Bij de Ramp was Jannetje zeven maanden zwanger. Thuis, bij haar ouders was voor het jonge echtpaar eigenlijk geen plaats; er waren nog zes broers en zussen. “Mijn zoon is bij vreemden in huis geboren. Mijn moeder zei, ja, doe dat maar. We moesten wat.”
Het huisje werd herbouwd. “We hebben in ons leven alles mee gemaakt: de crisis, de oorlog, de Ramp en de wederopbouw. We kregen het steeds beter. En nu zien we het weer terug gaan” zegt Jannetje, met de waterkou in haar gezicht.
Ze woont alleen; haar man is 14 jaar geleden overleden. Dat is zwaar, maar het zwaarst van al is het lot van haar zoon. Hij wandelde vier jaar geleden op een avond met zijn vrouw aan de arm over de dijk en werd geschept door een automobilst. “Ja, meneer,”zegt ze zacht, “dat is een zwaar kruusje, hoor.”

“zie verslag op www.voettochtvanjan.nl”

From THolen over afstanden en tijd gesproken, posted by Jan Schuurman Hess on 12/19/2012 (21 items)

Generated by Facebook Photo Fetcher 2


Geef een reactie