II.
Lia Roefs ken ik al een groot aantal jaren. Ooit nam zij de plaats in van Jeltje van Nieuwenhoven in de fractie van de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer. Ik zocht haar toen op, in opdracht van het ledenblad. In de jaren daarna kreeg Lia Roefs onder andere het dossier van de ontpoldering in Zeeland in haar portefeuille. Zij verdiepte zich intens in materie en in het Zeeuwse landschap, en meer in het bijzonder in Zeeuwsch Vlaanderen. Leo Ponjee is fractievoorzitter van de progressieve kombinatie in de gemeenteraad van de gemeente Bergen (Limburg).
Er is Bergen, laag gelegen in de uiterwaarden van de Maas, en Nieuw Bergen ligt hogerop, tegen de stuwwal van de Maas. (Oud) Bergen en Aijen worden op een ongelooflijk slimme manier beschermd tegen hoge waterstanden van de Maas. Er zijn buffers en nooddijken aangelegd en wanneer het water komt en de dorpen geïsoleerd raken, verzorgt het leger de aan en afvoer in de dorpen.
Bij Nieuw Bergen is een industrieterrein waar behoorlijke bedrijven zijn bevestigd, en verder heb je er een prachtig verzorgingstehuis. Maar een kasteel, zoals in het verderop gelegen Well, is er niet. Achter Nieuw Bergen strekt zich een natuurgebied uit tot aan de Duitse grens. Was vroeger de landbouw op de vruchtbare, laaggelegen gronden de voornaamste activiteit, nu wordt in toenemende mate op de hoger gelegen zandgrond geld verdiend in de recreatie.
De gemeente Bergen wordt bestuurd door een college van VVD en CDA, en feitelijk geleid door de burgemeester.
Zijn grote opponent, het is bijna klassiek, is pastoor Jo Janssen, die van zijn vader leerde nooit te buigen voor een autoriteit. Dat doet deze pastoor dan ook niet. Hij is in de gemeente verzekeren Lia Roefs en Leo Ponjee, me een bijzondere figuur. Zijn kerk, zo uitzonderlijk in de streek, zit bij elke mis vol. Pastoor Janssen staat voor en tussen zijn mensen. Met hem moet je spreken, had Lia me toevertrouwd. Hij is een sociaaldemocraat in alles, al is hij geen lid van een partij.
Jo Janssen draagt geen zwart gewaad, geen witte kraag, loopt niet met gevouwen handen en de blik op oneindig wanneer hij het café-restaurant binnen komt waar wij elkaar treffen. Janssen is een doodgewone man, in doodgewone kleren, met een open kraag. Hij drinkt, vertelt hij direct, elke avond twee kopjes koffie, en daarna een glaasje water. “Naarmate je ouder wordt, worden rituelen handig. Je weet dan precies waar je aan toe bent.” zegt hij, terwijl hij een hand geeft en plaats neemt aan de tafel in het café-restaurant. .
Pastoor Janssen herkende zich toen hij zijn opleiding als priester deed in de uitgangspunten van het tweede Vaticaans Concilie, (1962- 1965) waarin de katholieke kerk zich onder impuls van paus Johannes de 23 ste moderniseerde en de kerk opende naar andere religies en de wereld. De volkstaal werd in de liturgie toegestaan, en een grotere vrijheid ‘democratie’ in de kerk werd voorgestaan. Die modernisering leidde, zeker in Nederland tot felle reacties, controverses en tegenstellingen. In de loop der tijd verschoof de macht binnen de katholieke kerk naar meer traditionele en conservatieve opvattingen, mede onder invloed van bijvoorbeeld bisschop Gijsen uit Roermond.
Jo Janssen begon zijn werk na zijn priesterwijding in een parochie in Venlo. Hij leerde er de Venlose mentaliteit en cultuur kennen, die sterk afwijkt van de streek van Bergen en Nieuw Bergen. Net zomin als Limburgers iets op hebben met Hollanders, hebben Bergenaren iets met Venlonaren, of mensen uit Heerlen met Maastrichtenaren. Zelf Limburger, beschouwt Janssen, zijn medeburgers scherp.
Na Venlo ben ik aalmoezenier geworden in het leger,”vertelt de pastoor, “en daar zagen ze de Limburgers al komen. Ze werden er zo uitgepikt. Het waren jongens die niet graag van huis waren, of aanpassingsproblemen hadden. Limburgers hebben bovendien, is mijn indruk, een negatief zelfbeeld. Je merkt het vaak genoeg dat er onderling nauwelijks sprake is van openheid, van communicatie, zelfs niet tussen ouders en kinderen.”
Armoede, isolement en geen of heel weinig scholing zijn fenomenen waarmee Jo Janssen dagelijks wordt geconfronteerd in zijn parochie. Niet in een enkel geval, nee, het gaat om zovéél gezinnen, en alleen al in deze kleine parochie. Deze zoals Janssen het noemt zwak sociale mensen verlaten zelden of nooit het dorp. Naar Venlo, dertig kilometer verderop… deze mensen komen daar niet… te ver, te onbekend.
“Weet je,” zegt de pastoor, “ik maak het mee dat mensen te arm zijn om dood te gaan. Maar wanneer het gebeurt, zegt de gemeente, moet zo iemand maar gecremeerd worden, op een moment dat er geen kosten gemaakt hoeven worden. Dat is gemeentelijk beleid; dat gebeurt hier.” Jo Janssen haalt even adem, en herhaalt wat hij juist vertelde. Arme, vereenzaamde mensen worden verbrand, ’s morgens vroeg, wanneer een crematie de gemeente niets kost. Pastoor Janssen: “Zelfs in een grote stad als Amsterdam wordt aan de begrafenis van iemand aandacht besteed, en leest iemand een gedicht voor. Hier niet.”
De pastoor vertelt over een jongen van 34 jaar, arm en alleen, die zich deze winter aan een boom had opgehangen, en dat het lijk door de gemeente was afgevoerd naar een mortuarium in een nabije stad, om daar op een onbewaakt moment te worden verbrand. Pastoor Janssen hoorde er van en had de jongen laten ophalen. Met vier mensen hadden ze hem na een mis, door de sneeuw naar het graf begeleid, liefdevol, stil, en bedachtzaam. Dat was toch het minste wat hij kon doen.
Armoede en isolement vragen om een antwoord, vindt de pastoor: “Gemeenteambtenaren kennen alleen maar papieren burgers. ’s Avonds gaan zij na het werk naar huis, in andere dorpen, in andere steden. Zij hebben dan een hele dag niets en niemand gezien, alleen maar papier, alleen maar dossiers. Nu ga ik, in samenwerking met de voedselbank Venray, ook hier een voedselbank op zetten. Er zijn enkele tientallen gezinnen die daarvoor in aanmerking komen en voor wie een reis naar Venray te ver is. “
De kwetsbaarheid van parochianen is voor Jo Janssen een bron van creativiteit. Zij dagen hem uit niet alleen heel praktische zaken aan te pakken, maar vooral ook om in de behandeling van de liturgie de juiste woorden te vinden. Hij heeft, anders gezegd, niet veel op met de meer orthodox conservatieve stromingen binnen de kerk.
In het nabije Luik, vertelt hij, zijn altijd goede, progressieve bisschoppen geweest. Bisschop Wiertz van Roermond heeft een regelmatig overleg opgezet met zijn collega’s uit Luik, Hasselt en Aken. Het dient, in zekere zin, als tegenhanger voor het overleg binnen de Nederlandse (lees Hollandse) kerkprovincie.
De gevaren van de orthodoxie heeft Janssen gezien in het voormalig Joegoslavië, waar hij als aalmoezenier in het leger werkzaam was. Onder het bewind van president Tito bleven de kerken opgesloten binnen hun eigen muren, vertelt de pastoor, en de verschillende gemeenschappen wentelden zich in het religieuze gelijk binnen de eigen kerkmuren. De verschillende religies hadden onder Tito geen plaats meer in het publieke domein en ontwikkelden zich tot sekten met trouwe volgelingen die, zodra het bewind van Tito verdween, gevaarlijke bronnen bleken van nationalisme en geweld. “Zorg er voor,” benadrukt Jo Janssen, “dat de kerken ook hier niet uit het publieke domein verdwijnen. Dat is niet goed. Het is van belang dat openheid naar elkaar, en naar de samenleving blijft bestaan.”
Van pastoor Janssen is een groot liefhebber van moderne kunst. Hij zorgde er voor, in zijn eerste parochie, dat gebrandschilderde ramen terugkwamen in de kerk en betrok ook nadien kunstenaars bij zijn werk, en stimuleerde hun werk in zijn parochie. “Beelden zijn belangrijk,” legt hij uit, “en tegelijk moet je beelden ook vervangen. Beelden mogen niet verstarren, en een beeldenstorm is ook niet erg. Het brengt beelden in beweging en schept ruimte voor iets nieuws. Ik ben altijd benieuwd naar moderne kunst. De Biënnale van Venetië schijnt bijzonder te zijn. Nationalisme wordt daar wordt overstegen. Dat is goed. Wanneer oude beelden verdwijnen, kun je opnieuw bepalen waar je staat.”
Jan, je reisverslag is zo herkenbaar, ik waan me in de jaren50/60,je relaas over de katholieke kerk ,had geen idee dat Limburg daarin is blijven hangen, zoals wij de openheid hebben meegemaakt in Huissen,waar de Paters Dominicanen met de parochianen samen de problemen op sociaal maatschappelijk vlak bespraken en er ook wat mee gingen doen, dat was in de jaren70/80, en dat dus zo’n 100 km verderop….Ik realiseer me dat het een voorrecht is geweest dat mee te mogen maken,groet Anneke
toeval bestaat niet zegt men……
Ik ben zelf ex militair en uitgezonden geweest naar Bosnie 1992/1993. Inmiddels al lang de dienst verlaten maar toch nog steeds een grote betrokkenheid bij veteranen,
Of het nu Nederlands Indie of Afghanistan is. Ik ben geen sociaal werker of vergelijkbaar opgeleid en pretendeer ook zeker niet dat te zijn. Op dit moment ben ik druk doende met het bouwen/verbouwen van een inloophuis voor veteranen. Omdat ik mezelf moreel verplicht voel om te helpen. Dat kan zijn het bieden van een luisterend oor, een stukje gezelligheid of wat dan ook.
Ik heb inmiddels met diverse instanties gesproken en heb in overleg met defensie gekeken naar organisaties die zogenaamd “nulde lijns support” kunnen bieden.
En defensie verwijst me naar de geestelijke verzorging zoals deze binnen defensie acteert. Dit was nog niet eerder bij me opgekomen en ik moest meteen even terugdenken aan mijn uitzending waar Dominee Arjen Velema en Aalmoezenier Jo Janssen twee geweldige mensen die bij mij een heel positieve indruk hebben achtergelaten.
Zoals gezegd heb ik defensie al ruime tijd geleden verlaten en ik ben nu werkzaam in de ICT. Maar waar het hart vol van is loopt de mond van over. Zo ben ik met mijn collega in gesprek over dit onderwerp en ik vertel haar dat ik best Jo Janssen nog weleens zou willen ontmoeten. Waarop ze me een beetje vreemd aankijkt en zegt dat de pastoor, uit het dorp waar ze woont ( Nieuw Bergen) ook Jo Janssen heet.
Het zal toch niet….. Jawel toch wel.
Dank voor de reactie!