Over een klein ventje, en mensen, te arm om te begraven… 17 etappe Venlo Mook, deel drie.

Voorbij Gennep, het land van Maas en Niers.

 

III.

De volgende ochtend brengt Leo Ponjee me van Aijen naar Gennip, en van daar ga ik te voet verder naar Mook-Molenhoek. We zijn allebei nog beduusd door de ontmoeting met pastoor Jo Janssen. In Nieuw Bergen, bij het verzorgingstehuis is een nieuwe kapel opgericht, maar niet zomaar iets, het is veeleer een indrukwekkend kunstwerk waar je een ogenblik tot bezinning kunt komen. Elders staat een groot kruis waarop ‘Wor ziede gij’ (Waar ben je) staat geschreven. Pastoor Janssen had eerder uitgelegd dat Bergen- Nieuw Bergen eigenlijk niets heeft om trots op te zijn, of om zich mee te identificeren, zoals het naburige Well, met haar Kasteel, of Gennip met haar oude stadhuis, of de Niers, het snelstromende riviertje wat uit Duitsland bij Gennip de Maas in stroomt. Binnen zijn mogelijkheden probeert Jo Janssen wel iets te doen, iets te geven aan Bergen.

We rijden via een lange tweebaansweg naar Gennip, een heel oud stadje in Noord Limburg, bij de plaats waar de Niers in de Maas stroomt. Bergen had samen met Mook en Gennep zullen fuseren, maar door de val van het kabinet Balkenende–Bos is dat voornemen vast gelopen. De kans dat de drie relatief kleine gemeenten in Noord Limburg op afzienbare termijn zullen worden samengevoegd is beperkt. Leo vertelt dat de Progressieve Kombinatie waarvan hij fractievoorzitter voor de fusie was. “Dat heeft ons behoorlijk wat zetels gekost,” zegt hij.

In Gennep is het nog rustig in aardige winkelstraatje, wat uitkomt bij het oude stadhuis. We horen wat onduidelijke muziek maar kunnen het niet plaatsen. We zien een veeg-en-borstelkarretje van Gemeentewerken voor het stadhuis aan het werk; het bordes is afgezet met een rood lint omdat er later een trouwerij zal zijn. Leo wijst me op een ooievaarsnest, op het dak van het oude stadhuis, en neemt me mee naar het nieuwe gemeentehuis. In de hall is een groot televisiescherm opgesteld waarop van bovenaf het ooievaarsechtpaar met hun jongen is te zien.

Buiten, kijken we om ons heen. Het wonderlijke muziekje wat we hoorden, bleek een zingend manneke te zijn, die tegen een gevel van het oude stadhuis stond geleund, en neuriede. Onwillekeurig moest ik denken aan het liedje van Willem Vermandere, de Vlaamse troubadour uit de Westhoek, Klein Ventje (van Elverdinge). Dat gaat over een heel eenvoudig, klein ventje die staat en kijkt en alles ziet en alles weet en er altijd is, en altijd zal zijn. Zo, n ventje stond daar ook in Gennep, tegen het oude stadhuis, met een cap op zijn kop, en zijn arm, nauwelijks groter dan een stompje, in zijn zij. Terwijl hij onverstaanbaar zong, onzichtbaar haast daar onder het nest van de ooievaar, kijkt hij snel en vluchtig en onbegrensd.

We nemen afscheid. Ik bedank hem en Lia nogmaals voor de bijzondere avond en de gastvrijheid.

Wanneer Leo weg is, wandel ik door Gennep, en verbaas me over beschermde atmosfeer tussen de huizen en de winkels. Het is hier aangenaam en goed om eens terug te keren. Bij het oude stadhuis is inmiddels ook een wagentje van gemeentewerken met een hogedrukspuit aangekomen. Het apparaat blijkt niet te werken. Drie mannen van de gemeente, twee van de hogedrukspuit en de bestuurder van het veeg en borstelkarretje doen hun best om de hogedrukspuit in beweging te krijgen. Een deftige heer, een wat oudere man in een zware, donkere ribfluwelen broek, en een chique lichte trui, geeft aanwijzingen, en het kleine ventje, met zijn cap, zijn stompje en zijn blik ernstig en gebonden, kijkt in de bestuurscabine van het karretje met de spuit. Je ziet hem verlangen eens mee te mogen rijden, of het karretje te besturen. Vervolgens gaat hij tussen de mannen staan en volgt de inspanningen om het euvel te verhelpen. De oudere heer draait zich om en slaat met zijn elleboog, per ongeluk, vol in het gezicht van het kleine ventje. Ze kijken elkaar een ogenblik aan. De chique man, en dat trof me zo, reageerde niet. Het was alsof hij niets en niemand had geraakt. Het kleine ventje zette zijn cap weer recht, en bleef staan, en kijken. Hij neuriede.

Even later wandelde ik Gennep uit, in de richting van Mook. Het was fris onderweg,  afwisselend regenachtig, zonnig, en benauwd. Ik liep over het fietspad naast een twee baan rijksweg, met aan de linkerhand uit vruchtbare uiterwaarden naast de Maas, en rechts de stuwwal, waar het nationaal park Maasduinen ligt. Het nationaal park is misschien wel het meest onbekende van de verschillende nationale parken die Nederland kent. De stuwwal, met rivierduinen, is vele duizenden jaren oud; er zijn grafheuvels die er op wijzen dat de streek 4000 jaar geleden al werd bewoond.

In de Tweede Wereldoorlog was deze grensstreek vanzelfsprekend, zou je haast zeggen, gevaarlijk. De Duitsers streden hier voor de controle over de Maas; er werden loopgraven aangelegd, en leden van het verzet werden hier gefusilleerd. Een eenvoudig kruis herinnert daar nog aan. Pastoor Janssen had ook over het verzet in de streek verteld. Zijn vader was er onderdeel van, en bood Joodse burgers onderdak. Volgens de pastoor had dat te maken met de opstelling van bisschop Guillaume Lemmens, die tijdens de Tweede Wereldoorlog op riep tot verzet tegen de Duitse nationaalsocialisten. “Had Lemmens dat niet gedaan,” zei pastoor Janssen nog, “dan zou, vrees ik,  het verzet zeker niet zo groot zijn geweest en zouden de Limburgers veel meer dan nu het geval was gekozen hebben voor de NSB.”

Bij het gehucht Plasmolen breekt een regenbui los, die me bijna uit mijn schoenen spoelt. Ik schuil een ogenblik onder het afdak van een benzinepomp. De benzinepomphouder mompelt wat, wanneer ik een krant bij hem koop. Op de voorpagina juicht Geert Wilders over zijn vrijspraak. De benzine pomphouder kijkt me aan; ik geef hem een ansichtkaart van mijn voettocht, die hij aandachtig leest.  “Ach,”zegt hij, “weet U wat het is… Als we elkaar maar wat ruimte zouden geven, en elkaar iets meer respect. Dat is waar het om gaat.”

Hij geeft me de ansichtkaart terug. Aan de overkant van de straat is een midgetgolf, met een koffiehuis. Daar hol ik door de regen naar toe.

Tot hier nu. Nog twee etappes in Limburg, tussen Venlo en Roermond, en van Mook via Groesbeek naar Nijmegen. Daarna, op naar Gelderland…

Hartelijke groeten van  Jan

schuilen in het koffiehuis bij de Midgetgolf in Plasmolen.

Geef een reactie