derde etappe Roosendaal Sint Willebrord Etten Leur (eerste deel)

Roosendaal /Rucphen/ sint Willebrord/ Etten Leur.

Roosendaal maakt zich op voor carnaval. Je voelt het in de lucht; het is nog koud, maar zonnig; de zon is vroeger op, en gaat al na zes uur ’s avonds onder. In de etalages in de stad zie je kleurige slingers, en maskers hier en daar. Terwijl ik me probeer te oriënteren en maar rondjes blijk te lopen in het centrum, stuit ik in de etalage van een carnavls annex feestwinkel, op de figuren uit eenwonderlijke film, die ik nooit zag, New Kids, uit het Brabantse dorp Maaskantje.
Vandaag ga ik op weg naar St. Willebrord, een bijzonder dorp, halverwege Roosendaal en Breda. Bijzonder omdat het dorp altijd een sterk afwijkend stemgedrag heeft. Het hoogste percentage PVV stemmers woont hier, in het dorp van de oud wielrenner Wim van Est, en oud wereldkampioen biljarten van der Smissen. Het is een overbrugbare afstand, tien twaalf kilometer, te voet, op voorwaarde natuurlijk dat je goed loopt.
Wanneer ik na ongeveer drie kwartier de groet auto uitvalsweg richting Breda heb gevonden, en de snelweg in de verte hoor, zie ik een grote man op me afkomen. Hij draagt een donker blauwe cap, en een oranje veiligheidsjack. Zijn handen in de zakken, de ogen steeds zoekend. Ik veronderstel dat hij een wijkagent is, en vraag hem of ik intussen in de juiste richting wandel.
“Nee, hoor, geen wijkagent,” zegt hij. “Ken je Moerdijk? Dat heb ik mee aangelegd. Ik zit in de wegenbouw, als chauffeur. Ik breng het asfalt, als meer dan dertig jaar. Vroeger werkte ik bij Dura Vermeer en nu nog, maar het is nu een ander bedrijf geworden, en Dura Vermeer huurt ons dan in, zogezegd.”
De man heeft een noordelijk accent; zijn cap heeft een kleine rand, wit met de rode pompe bladeren, Fryslan. Ik vraag hem of hij hier woont, en het naar zijn zin heeft.

‘Ik woon het liefst in een dorp. Ik kom uit Friesland, uit Sexbierum, bij Harlingen. Eerst woonde ik in Klundert maar ja, nu al elf jaar, in Roosendaal. Ik ben geen stdsmens. Verder gaat het wel. Ik heb mooi werk; het is goed zo. Ik werk met een fijne ploeg. We hebben het goed met elkaar, in de asfalt. Het is wel zwaar omdat we vaak ’s nachts en in het weekend werken. En als je overdag werkt, ’s morgens om kwart over drie, half vier het bed uit. Dat is best zwaar. Op Sinterklaasavond heb ik een kleine hersenbloeding gehad. Nu gaat het goed hoor; alles doet het weer. Morgen moet ik herkeurd worden. Of ik weer op de vrachtauto mag. Dat is een spannende dag. Verder bemoei ik me nergens mee. Ik ga niet stemmen. Dat doe ik al jaren niet meer. Ze gaan toch hun gang, met wetten maken, die geen mens meer kan volgen. En het maakt geen verschil of je de ene partij hebt, of de andere. Ze gaan allemaal gewoon door. Je moet eens weten wat je allemaal moet om als chauffeur te kunnen werken. Je bent er echt niet met een rijbewijs. Je moet dit, je moet dat. Mijn tijd duurt het wel uit, ik hou me rustig. Ik heb mijn ploegje en ze willen me graag terug. Dat telt.”
We geven elkaar een hand en ik loop verder, Brabant tegemoet.

Geef een reactie