zevende etappe, brief uit Westelbeers

westelbeers

Kats, 3 april 2011.

Beste Allemaal,

Het weer, tijdens de zevende etappe was uitzonderlijk. Voor het eerst was het heerlijk om te wandelen; niet te warm, een uitbundige zon, en een zachte frisse bries. Onderweg sprak ik veel mensen, en ’s avonds was ik te gast bij Raf Daenen die me mee nam naar de fractievergadering van de PvdA in Oirschot. De volgende dag, vrijdag, opnieuw prachtig weer, en leerzame ontmoetingen. Wat opviel was de enorme afstand tussen de wereld van de mensen op straat, en de beleidsnotities.
De fractievergadeing van de Partij van de Arbeid in Oirschot, aangevuld met leden van het afdelingsbestuur, maakte indruk. Eenvoudige mannen en een vrouw die zich op een door de weekse avond in een donkere ruimte buigen over de onderwerpen die in de gemeenteraad, het hart van de lokale democratie worden behandeld. Vertel niet dat deze mensen niet weten wat er in de samenleving aan de hand is; dat weten ze natuurlijk wel. Wat wel een probleem is, lijkt me, is dat de zorgen en de taal van de mensen op straat in schril contrast staan met de werkelijkheid van een gemeentehuis.
Even buiten Biest trof ik Kees aan, tot voor kort internationaal vrachtwagen chauffeur. Hij is in de weer met een spuit en het eerste onkruid. Een eenvoudig praatje. Hij beklaagt zich over de overheid; de gemeente gaf hem toestemming drie kleine schuren op zijn erf te slopen en te vervangen door een nieuwe schuur, maar de provincie hield dat tegen. Hij wacht al zeven jaar op een uitkomst van het geschil tussen gemeente en provincie. Intussen wil hij niet langer wachten en is maar begonnen om de oude, vervallen kleine schuren te restaureren. Eerst de daken van asbest vervangen, en vervolgens de toegangsdeuren herstellen. Kees wil graag een roldeur maar dat mag niet van de gemeente. Het moeten openslaande deuren worden; dat vindt een ambtenaar mooier. Maar het is ook duurder.
“Dit is het ergste,”zegt Kees. “Sta ik hier bij de schuur en dan komt er volk. Of ze niet kunnen komen klussen. Ik ken ze allemaal. Ze hebben twee inkomens: een witte uitkering en een zwart inkomen. Als ze een koelkast nodig hebben, gaan ze naar de gemeente. Dan krijgen ze een koelkast. Pas op, hoor. Ik vind dat als iemand ziek wordt, er een goede uitkering moet zijn, maar teveel mensen tillen de boel. Zij maken het kapot voor iedereen.”

Kees is ook ziek geweest. Net zoals veel andere vrachtwagen chauffeurs kreeg hij last van de rug en onderrug. Tot tweemaal toe werd hij geopereerd. Ik vertel over een vriend die ´s nachts om hulp belde naar de huisartspost maar tot tweemaal toe werd geadviseerd een paracetamol te nemen, of zelfstandig naar de huisartsenpost te komen. Dat laatste kon hij niet meer. Hulp kwam uiteindelijk tegen het ochtendgloren, maar wel te laat.
Kees: “Er zijn teveel mensen die voor niks een beroep doen op de dokter. Die verpesten het voor een ander. Hij geeft een gelijkaardig voorbeeld uit de zorg. Ooit viel een zware kist op zijn voet. Drie tenen zwelden op, Na een dag werd de zwelling, en de pijn zo eg, dat het tijd werrd om een arts te plegen. Via de huisarts belandde hij in het ziekenhuis. “En daar zat een ventje, een mannetje met een stropdas en een sneeke in zijn vinger,” vertelt Kees, “en hij had bloedverdunners. Op enig moment, we zaten nog in de wachtkamer, komt er een meiske van een jaar of acht, negen binnen met haar moeder. Dat meisje had een arm als een lam vleugeltje, helemaal gebroken en ze huilde van de pijn. Natuurlijk kon zij voor haar beurt naar binnen, wat mij betreft. Maar toen begon dat ventje met zijn sneeke inde vinger. Dat hij zou dood bloeden en dat hij eerst moest. Toen heb ik dat ventje beet gepakt en gezegd dat ik hem met drie gebroken tenen de deur uit zou schoppen, als hij nog een keer zijn mond zou open doen. Voor uit dat kleine sneeke vijf liter bloed is gedruppeld…. Kom nou. Dat soort types, van altijd voorrang en steeds meer eisen, daardoor komt het dat men afstand organiseert. En ja, daardoor vallen er slachtoffers,”
We nemen afscheid, ik wandel verder, het onbekende Brabant in, in de richting van Diessen. Het is heerlijk, wandelen, in alle rust. De wegen zijn goed onderhouden, het landschap is onderhouden en geordend. Landerijen wisselen af met kleine bospercelen; aan alles voel je dat het voorjaar binnen enkele dagen het leven zal kleuren, uitbundig en scherp. Nu herademt dit landschap een ogenblik, na een lange, donkere winter.
Diessen bereik ik in de tweede helft van de middag. Het is nog een eind naar Westelbeers, weet ik. Zeker twee uur wandelen. Het maakt me niet zoveel uit. Het lopen gaat goed en doet allang geen pijn meer. Ik twijfel alleen over de juiste weg, spreek een ouder echtpaar aan en vraag de weg naar Westelbeers, waar ik zal logeren bij Raf Daenen, fracrievoorzitter van de PvdA in Oirschot. Het ouder echtpaar heeft juist boodschapen gedaan bij de slager en is op weg naar huis. “We nemen je wel een eind mee,” zegt de man, die zachtjes loopt en weinig worden gebruikt. In de auto vertel ik hem over het doel van mijn wandeltocht, en naar wie ik op weg ben. “Dat is een oude buurman van me,” vertelt hij.

Onderweg vertelt Toine van Lieshout, want zo heet de man, dat hij bouwvakker van beroep is, en dat zijn longen kapot zijn door het asbest. “Mensen raden me aan een proces tegen het bedrijf te beginnen. Ik heb recht op schade vergoeding, maar wat heb je aan zo,n zaak? Ik kan nog maar twintig, dertig meter lopen. Waarom zou ik mijn energie steken in een rechtzaak? Maar wat ik wel erg vond is dat het Sociaal Fonds, waar ik meer dan 42 jaar aan heb betaald, geen uitkering wilde geven. Daar heb ik wel een rechtzaak voor moeten voeren. Zij wilden een ontslagbriefje zien, van mijn eerste werkgever, toen ik 17 jaar was. Nu ben ik zestig jaar. Weet je, die directie van het Sociaal Fonds doet goede zaken wanneer ze elk jaar 1000 mensen zoals ik buiten de deur kan houden. Dat levert vast en zeker bonussen op. Dat is triestig. Ik heb mijn leven lang heel hard gewerkt, en ben nooit met vakantie gegaan omdat ik altijd blij was wanneer ik thuis kon zijn. Ik had het goed. N nog. Ik geniet van elke dag die ik krijg.”
We naderen de rand van een natuurgebied, de Lanschotse Heide. Hier zetten meneer en mevrouw van Lieshout me af, en zeggen dat ik alleen maar rechtdoor moet blijvcen lopen; dan kom ik vanzelf bij Raf Daenen. Wanneer ze weg rijden, zwaaien we. Ik voel me dankbaar, en ook weer ongemakkelijk, koningskind die ik ben.
Raf en zijn Rini met hun kinderen wonen inderdaad op het mooiste plekje van Nederland, zoals Raf door de telefoon had verteld, midden in een natuurgebied. Het is hier midden in het bos stil. Voor het huis liggen twee weilanden, die uit komen op een meer, het… ven Het doet denken aan het lanschap van het hoge Noorden, Zweden, en delen van Finland. Aan de achterzijde van het huis liggen enkele weilanden; tegen de bosrand aan. Een uur voor het invallen van de duisternis komen reeën uit het bod, en grazen voorzichtig van het vroegst groeiend gras.
Raf Daenen is een Kempenzoon, zoals hij zegt. Hij komt uit het zuidelijke, Vlaamse deel van de Kempen en is op jonge leeftijd met een koffertje in de hand naar het noorden gereisd om in een TBS kliniek te gaan werken. Hier, in het Nederlandse deel van de Kempen, heeft hij zich gevestigd, werd actief in de plaatselijke PvdA en was enkele jaren wethouder in Oirschot. Bij de recente provinciale verkiezingen kreeg hij de dertiende plaats op de kieslijst.
“Ik ben nen socialist en nen katholiek,” zegt Raf. “Ik was een jongen nog toen ik op de markt van Hasselt, in Vlaams Limburg Willy Claes tegen kwam, en met hem in discussie ging. Allengs kwam er meer volk om ons heen staan. We spraken wel een half uur. En Willy Claes zei tegen mij, een katholieke jongen van de Kempoen… gij, gij zijt nen socialist. Zo is het gekomen, denk ik.”

Om het kleine boshuisje, staan nog een enkele schuren, en scharrelen schapen en kippen rond. De schapen moeten naar een nieuwe wei; ze volgen Raf op een drafje. Er zijn, denk ik, geen leukere dieren dan schapen. Het is net alsof ze met die trouwe ogen altijd een beetje lachen, wanneer schapen hollen, schommelen ze een beetje en op agressiviteit heb ik een schaap nooit betrapt. Bovendien geven schapen wol, en houden ze het gras kort.
Snel eten we met twee van de kinderen frietjes, met een kroket en daarna spoeden we ons naar de fractievergadering in Oirschot. Het is al donker wanneer we door dat oude plaatsje wandelen. Oude, middeleeuwse gevels; smalle, schilderachtige straten en stegen; grote en kleine kerken en alom cafés roepen het beeld van vertrouwde gezelligheid op. We komen een heer tegen, een liberaal, op zoek naar zijn fractie, die op hun beurt ook de raadsvergadering gaan voorbereiden. Ongetwijfeld zijn ook de christen democraten ergens bijeen, en die partij met de rare naam, De Gewone Man… Maar al bij al zijn burgers actief om inhoud en richting te geven aan de lokale democratie, en links of rechts om, is dat bewonderenswaardig.
Een van de bronnen waarom ik zo zeer hecht aan de democratie, zijn ervaringen die ik in Vlaanderen op deed, als verslaggever van het dagblad de Morgen. Voor de krant heb ik verslag gedaan van de processen in het Duitse Kiel, tegen de verantwoordelijken van de Duitsers voor de bezetting en de deportatie van de Joden uit België. Van de drie schuldigde Nazi’s pleegde er een aan de vooravond van het proeces, een voormalig rechter, zelfmoord. Een tweede kreeg een doktersverklaring dat hij te ziek was; de derde, na de oorlog drogist in Hamburg, Kurt Asche stond wel terecht. Dat proces, de documentatie vooraf, de getuigenissen en ondervrageingen, hebben een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Het verhaal van het proces voert te lang om hier en nu uit een te zetten, maar voor wie iets wil weten over de bezetting van België raad ik aan om eens een bezoek te brengen aan het concentratiekamp Breendonk, net onder Antwerpen, of de Dossin Kazerne in Mechelen. Of kijk eens bij uitzending gemist naar de documentaire Wie is David Süsskind, van de Joodse Omroep.
Goed, de fractievergadering van de PvdA in Oirschot, in een zadelmakerij uit de 18e eeuw.. Op zware grote houten tafels komen zes, zeven PvdA-ers bijeen, de twee leden van de fractie, en enkele bestuursleden. Ze nemen de stukken door van de komende raadsvergadering. Aan de orde komen belangrijke onderwerpen, de volksgezondheid en de intensieve veeteelt, en waar al dan niet nieuwe locaties gevonden kunnen worden voor intensieve veeteelt. De gemeente heeft bepaald dat dit alleen kan op’duurzame locaties’… De discussie binnen de vergadering is nauwelijks te volgen; wat is een duurzame locatie, denk ik, en hoe vind je die? En wat heeft dat met het lot te maken, van Kees en Toine? Zouden zij iets begrijpen van het debat hierover? Ook monumentenbeleid komt ter sprake, en ook hier is het voor een buitenstaander moeilijk om de gesprekken te volgen. Maar wel is duidelijk dat dit spanning op roept. Stel dat je een pand hebt, wat plots onder monumenten zorg valt, wat is dan nog de vrijheid als eigenaar om een muurtje te vervangen, of een kozijn te schilderen? “Wanneer je eigenaar bent, en onder monumentenzorg valt, betekent dat je feitelijk juridisch wordt onteigend,”zegt een van de aanwezigen. Anderen weerspreken dit. Maar de spanning over waar de grens ligt van wat de overheid vermag, en wat niet, over wat de rechten zijn van het individu en de belangen van de gemeenschap wordt niet opgelost. Aan het eind van de vergadering vertelt een van de fractieleden vertrouwelijk te zijn geinformeerd over de gevolgen van het drugsbeleid. Vertrouwelijke gegevens worden niet besproken, maar een disucssie over drugs volgt evenwel. Wat te doen met het gedoogbeleid? De gevolgen van het gebruik van soft en hard drugs (criminaliteit, gezondheid) zijn langzamerhand niet meer te dragen door de gemeenschap; het legaliseren en controleren van de productie van soft drugs staat op gespannen voet met internationale verdragen…. ook in Oirschot zien de sociaal democraten de dillema’s maar vinden geen uitweg.
Aan het einde van de vergadering bekent Raf aan zijn partijgenoten dat het hem veel wordt, vijf avonden in de week in touw voor de partij, en vaak de zaterdag ook nog. Op de terugweg spreekt hij over het modern socialisme. “Er moet wel wat gebeuren,”zegt hij, “en snel. Want het gaat zo niet goed met de Partij van de Arbeid. Wat is onze koers? Waar hebben we het over? Wat is de richting, wanneer een politiek leider op stapt, en zich voor vier dagen in de week 400.000 euro laat uit betalen? Het socialisme heeft nog zeker een toekomst en ik wil daar graag aan bijdragen, maar we mogen niet te lang meer wachten. Waarom denk je, is de Partij van de Arbeid, nog nodig? Wat is de reden van bestaan van de sociaal democratie?”
Raf vertelt dat hij met een collega van de hogeschool Fontys, waar hij werkt, aan een boek werkt over het moderne socialisme. We schetsen in de eerste twee hoofdstukken de grote problemen van deze tijd, en daarna willen we aan de hand van voorbeelden laten zien hoe, in kleine gemeenschappen, met kleine voorbeelden inhoud en richting gegeven kan worden aan het nieuwe socialisme.”
Het is al bijna half twaalf wanneer Raf me naar zijn gastenverblijf leidt. Dankbaar voor gastrvijheid, zorg en aandacht, neem ik afscheid en val ik even later in bed…. en er dwars heen….
Morgen meer. Over de twee dag, op weg naar Eindhoven.

Hartelijke groeten van Jan