Vierde etappe Van Breda naar Natte Laarzen….

Breda.- Welke kant op? Voor het vertrek heb ik een aantal administratieve zaken op orde moeten brengen, en in overleg, op het laatste moment besloten om te wandelen in de richting van Baarle Nassau, dat wonderlijke plaatsje wat met Baarle Hertog onbegrijpelijke grenzen deelt. Het ene been in Nederland, het andere in België. Maar wanneer ik mijn trein mis, en pas aan het einde van de ochtend in Breda arriveer, weet ik niet of ik de afstand nog kan overbruggen.

Vlak bij het station is de VVV en wanneer ik naar overnachtingsmogelijkheden vraag, en de richting van Baarle Nassau, slaat me de schrik om het hart. Alleen al naar de rand van de stad is het vijf en twintig minuten tot een half uur fietsen. Dat is minstens acht kilometer; te voet ruim anderhalf uur. Zal ik de bus nemen naar de rand van de stad? Nee, dat is niet eerlijk… te voet, en welgemoed en dus opschieten maar.

Breda is een drukke winkelstad, met een lange, rijke geschiedenis, die terug gaat tot de Middeleeuwen. Het is ook een garnizoensstad en heeft een oude band met het Huis van Oranje Nassau; voor het onderwijs en gezondheidszorg is Breda de centrumgemeente van West Brabant. Breda wordt grensstation voor de hogesnelheidstrein tussen Amsterdam, Brussel en Parijs, en zal, op korte termijn. ook het centrum worden voor Justitie en Politie, niet alleen van West Brabant, maar ook voor de provincie Zeeland.

Ik zoek mijn weg door het winkelend publiek in de richting van Ginneken en Ulvenhout, vroegere dorpen buiten Breda. Het valt niet mee, de juiste straten te vinden, maar eens op de Ginnekenweg is het eigenlijk alleen maar rechtdoor. Ik verbaas me over de statige huizen, stadsvilla’s, die je zo, in Zeeland eigenlijk niet kent. In een voorzichtige bocht zie ik een gevel uit het begin van de vorige eeuw, dat beeldhouwde boomstammen als versiering draagt. Het lijken gevels die uit de Cogels Osey Lei zijn weg geplukt, die beroemde straat in de wijk Zurenborg, in Antwerpen. Een eindje verderop zie ik in een van de panden, kinderspeelgoed, en moderne meubels in een ruime, lichte kamer. Kinderen die hier op groeien, denk ik, zijn gelukvogels en gelukkig maar. In Libië is kolonel Kahdaffi de baas en zijn militairen en huurlingen bombarderen de bevolking, ook de kinderen. De angst van oorlog en bombardementen tekent kinderen voor het leven. Je komt daar nooit van af. Met deze gedachten dwaal ik door de stad, wanneer ik, in een van die mooie panden, een winkeltje zie van Unicef, de organisatie van de Verenigde Naties voor kinderen. Dat treft. Wat beweegt de vrijwilligers die hier werken? Wat is hun verhaal? Waarover maken zij zich zorgen? Wat is de droom?

Een oudere heer is enigszins verbaasd wanneer ik de winkel binnen stap, en vraag of ik mijn rugzak even mag af doen. “Ja, ja,” mompelt de heer, “inderdaad, vrijwilliger. Eens in de twee weken op donderdagmiddag. Ik heb mijn hele leven in het onderwijs gezeten en hou enorm van structuur. Dus ik plan mijn donderdagmiddag hier, eens in de twee weken.”

Op dat moment komt een oudere dame de winkel binnen, scharrelt iets in een kast, kijkt verbaasd en licht geërgerd naar de ongenode gast, met rugzak. “Mevrouw kan hier beter het woord doen,” meent de oudere heer. “Zij is ook vrijwilliger.” De dame knikt, maar wil weinig woorden vuil maken. Ze verwijst naar de website van Unicef. “Daar kunt U alles vinden.” Het is duidelijk, een wandelaar met een rugzak is hier niet welkom.

Ik loop verder, Breda uit, van de deftige wijk naar de wijk met de stadsvilla’s, van de wijk met de stadsvilla’s naar de wijk met de grote huizen, en uiteindelijk echte oude Huizen met het hockeydoel in de voortuin. Onwankelbaar dit geluk, onaantastbare voorspoed aan de rand van een oude Brabantse provinciestad.

Trees Pas is gepensioneerd en houdt van wandelen. "Toen TNT in december extra hulp nodig had, ben ik dit gaan doen, voor het plezier. Deze wijk krijg ik nooit af in de 11 uur die TNT betaalt, maar ja... Ik loop voor mijn plezier. Straks ga ik het Pieter Pad lopen, met mijn man. Dan laat ik TNT weer een beetje los."

 

Voorbij de grens van de stad wordt het landschap herkenbaar, vlak, landerijen, landgoederen, boerderijen. Het is koud en grijs, nog steeds. De wind uit het oosten tegen. Ik ben laat en wandel sneller dan gewoonlijk. Zou ik voor het donker nog Baarle Nassau halen? Ik betwijfel het. Het lijkt alsof er aan de weg naar Chaam geen eind komt. Halverwege zie ik een herberg aan de overzijde van de weg; er brandt licht. Onder zware oude beuken staat een rode vrachtauto met een blauw nummerbord, een old timer. In de laadbak staat een reusachtige stier; ik vermoed zo, n vervelend plastic ding is, maar plots beweegt het beest zijn indrukwekkende kop en we kijken elkaar aan, oprecht verbaasd. Alsof we van elkaar zouden willen weten wat ons te wachten staat. Ik schud mijn hoofd en wandel door…. Nee, ik ga de herberg niet binnen; ik wil het lot van de stier niet weten.   

Aan het eind van de middag wordt het onaangenaam koud en donker, vroeger dan gewoonlijk. Ik wandel Chaam binnen en ga op zoek naar een slaapplaats. Bij een van de eerste huizen van het dorp krijg ik weinig bemoedigende berichten: nee, in Chaam kun je niet terecht. Ik wandel snel door, naar het centrum. Bij een bushalte spreek ik twee dames aan. Zij wijzen op een leegstaand en ontmanteld hotel en verontschuldigen zich. Ze zijn een dagje uit, en per toeval in Chaam beland. Op dat moment krijg ik een telefoontje van thuis; een plotselinge kaakontsteking manifesteert zich en mijn komst naar huis is dringend gewenst. 

Binnen enkele minuten meldt zich een streekbus in de richting van Breda. Met mijn OV kaart schuif ik langs het logo in de bus. De chauffeur zegt me dat het niet juist is, en ik veeg normaals met mijn kaartje over dat OV ding. Er wordt bijna acht euro afgeschreven, zie ik in een flits. Daarna moet ik nogmaals inchecken van de chauffeur, waarna nogmaals bijna vier euro wordt afgeschreven. Reclameren bij de chauffeur heeft geen zin. De man kan er niets aan doen; ook hij verafschuwt het systeem. Het is de zoveelste maal dat me dit gebeurt. In mijn dorp, op mijn eiland en in de verre omgeving kan ik die OV kaart niet opladen, dus op het station van Breda vind ik een mevrouw van de NS zo vriendelijk dat voor me te regelen. Op de een of andere manier kan ze mijn reisgedrag achterhalen en ontdekt alzo de afschrijving van meer dan tien euro om 17 uur 11 in Chaam. Ze kan er niets aan doen maar adviseert me contact op te nemen met de firma die de OV kaart exploiteert. Ik heb geen idee waar dat bedrijf gevestigd is, en wie ik daarvoor zou moeten aanspreken.

Op momenten van machteloosheid zou je wel eens iets willen terug doen. Ik bespaar me de ergernis en vervloek de mensen die verantwoordelijk hiervoor verantwoordelijk zijn.

 De volgende morgen kunnen we pas rond het middag uur naar een tandarts; het is te laat om daarna nog naar Brabant te reizen en verder te wandelen. Wat nu te doen? 

Dan helpt het toeval een handje. Vrijdagochtend ontdek ik een berichtje van een mevrouw uit een van de naburige dorpen. Zij had, terwijl ik in Breda wandelde, in een plaatselijk weekblad over mijn voettocht gelezen. Ze is actief voor Internationale Kinderhulp en organiseert daarvoor een wandeling, op 3 april. Misschien is het aardig om dan mee te lopen, vroeg ze in een klein @ berichtje. Nu ik niet meer voldoende tijd had om naar Brabant te reizen, besloot ik haar op te zoeken, nog diezelfde middag.  

Het werd een bijzonder gesprek. Internationale Kinderhulp zet zich in voor wezen en verlaten kinderen, in 17 van de allerarmste landen, in alle delen van de wereld. De kinderen krijgen in een dorp een dak boven hun hoofd, en goed en degelijk onderwijs. Het is heel directe hulp, er blijft geen geld aan de strijkstok hangen. De organisatie heeft een christelijke achtergrond en die geldt ook voor de mevrouw die mij hartelijk ontvangt, thee zet en op de praatstoel gaat zitten. “Het was toeval dat ik in dit werk terecht kwam,” vertelt ze. “Op een dag in 1997, wandelde ik langs een huis waar Internationale Kinderhulp bleek gevestigd. Ik had enorm de behoefte om iets voor kinderen te doen. Dat had te maken met mijn jeugd.”

De mevrouw is midden veertig; getrouwd, moeder van twee kinderen. In haar jeugd woonde ze enige tijd met haar familie in Canada. Daar werd ze, samen met een vriendinnetje, slachtoffer van sexueel geweld; de conciërge van de flat waarin zij woonden misbruikte de meisjes wanneer de ouders weg waren. Het geloof heeft mevrouw de kracht gegeven om de gruwel te doorstaan en te verwerken. Bovendien is het haar inspiratiebron om voor de kwetsbaarste kinderen in de armste landen actief te zijn. “Ik zorg voor sponsoring, maar er ook voor dat wanneer we transporten naar bijvoorbeeld Roemenië sturen, dat alles, maar dan ook alles geregeld is. En als ik zie dat alles goed is, en de kinderen het goed hebben, ben ik zo dankbaar dat ik dit mag doen.”

Op 3 april wandelt ze met een klein clubje gasten door het schorre en slikkengebied ‘het Verdronken Land van Honte en Hinkele’ aan de Westerschelde, nabij Rilland Bath. Iedereen betaalt 5 euro, en die gaan naar het goede doel; alle kleine beetjes helpen. Ik zal mee gaan, beloof ik. Wanneer ik weer naar huis ga, laat ze een klein rond steentje zien, uit de Middeleeuwen. “Dit heb ik daar al eens gevonden; het is geglazuurd. Niemand in Zeeland kent het gebied, en door de verdieping van de Westerschelde, vrees ik, dat het snel  zal verdwijnen. De golfslag neemt toe en de en de stroom wordt verlegd.”

Wanneer ik afscheid neem, belooft ze me dat binnen het kerkgenootschap een oproep zal doen om me slaapplaatsen onderweg aan te bieden. Dat gebaar treft me enorm.

Wie mee wil wandelen: Zo meldt je je aan: Voor 1 april a.s., tel. 0113-343969 of mail christa@intern-kinderhulp.org Deelname is op eigen risico! Kosten: € 5,- p.p.

De Opbrengst is voor “IKN”.  Zie www.internationalekinderhulp.nl

 

Geef een reactie