van Rhenen naar Tiel … Vluchten of rustig afwachten (deel twee)

II.
Ik keer terug naar Opheusden. Nabij het station spreek ik de mannen aan die op twee bankjes zitten en kijken naar het gaande en komende verkeer. Ze zitten hier elke dag, hebben vast patronen, vrolijke gesprekken en weten wat er te koop is in de wereld. De mannen op dit Bankje van Waarde maak je niets wijs. Ze vertellen me over de aard het dorp met vier verschillende protestantse kerken en de Molukse gemeenschap en over zondagsrust. Over de Euro zijn ze uitgesproken: dat gaat mis; dat weten ze zeker. De helft van ‘ons geld’ zijn we al kwijt, of de Euro nu valt of niet. ‘We zitten op een glijbaan en telkens wanneer ze de Euro proberen te redden, wordt het erger. We gaan steeds sneller naar de afgrond.,’ zegt een van de mannen, terwijl de anderen zwijgend instemmend knikken. Wanneer er een dame op een fiets passeert, met een opwaaiende rok, draaien alle hoofden van de mannen mee. ‘Je mag alleen maar kijken,’ zegt een van de mannen tegen een van zijn vrienden. Er wordt uitbundig gelachen.

Even later wandel ik een kleine boekhandel binnen, op zoek naar een nieuw schrift met een harde kaft en wie weet een klein actueel boekje over de Betuwe. De boekhandel van de heer en mevrouw van Eck is heel bescheiden; je vindt er Bijbels, psalmenbundels, biografieën van theologen en dominees, een enkele streekroman en verder boeken over de streek, en lokale geschiedenissen. En natuurlijk breiboeken, schriften, agenda’s en de kalender van 2013 zijn ook al gearriveerd.
Mevrouw van Eck laat me prachtige schriften zien n mooie maar loodzware boeken over de Betuwe en meneer van Eck nodigt me even later uit in zijn kantoor en biedt me zijn mooie stoel aan. Beiden spreken me over hun geloof, protestants, zwaar orthodox Nederlands Hervormd. De boekhandelaar en vrouw zijn er van overtuigd dat de mens uit zonde is geboren en slechts een enkeling wordt uitverkoren. Nee, ze kijken geen televisie; dat hebben ze echt niet nodig en als je niet weet wat het is, kun je het ook niet missen, vertrouwt mevrouw van Eck me toe. Beiden zien zo ook wel wat de toestand in de wereld is, en hoezeer de media alles beheersen. Meneer van Eck betreurt het toch zo dat het protestants geloof verdeeld is. “Er zijn hier zelfs basisscholen met verschillende strekking en de kinderen van iedere school is er van vast overtuigd dat zijn of haar school de beste is en de ander slecht. Daar begint het al,” zegt de heer van Eck. “Wie God’s woord kent, weet wat er gaat gebeuren”, zeggen ze. Het staat allemaal geschreven, weten ze.

’s Avonds overnacht ik in de boerderij van Evert Reyers, wiens 55 melkkoeien dag en nacht buiten blijven en melk leveren voor de Leerdammer kaas. Hij is de laatste van de koeienboeren in Opheusden. Zijn collega’s zijn overgeschakeld op het kweken van bomen. Een enkeling is begonnen met kippen, die met duizenden over een akker scharrelen. Evert vertelt dat hij geen opvolger heeft en op enig moment zijn boerderij zal stoppen. Hij heeft nog altijd plezier in het werk en doet er alles aan om het publiek te informeren over zijn bedrijf en de landbouw; hij zette tien jaar geleden vereniging op voor natuurbeheer. Maar hij is somber, ook al doet het werk op het land hem zoveel plezier. “Soms,” zegt hij, “vrees ik dat we in Nederland niet meer zien wat de betekenis is van de landbouw. Het lijkt er op alsof de samenleving het niet meer nodig vindt dat we voedsel produceren. En eigenlijk is het nog veel erger. Ik heb wel eens het idee dat we denken dat we alles uit het buitenland kunnen invoeren en zelf niets meer hoeven te doen. De steenfabrieken zijn weg, het fruit, de textiel, de scheeepsbouw, het leer…Daf. Fokker, alles waar we goed in waren.” Wat Reyers ten zeerste betreurt is de verdeeldheid binnen de agrarische sector.
De volgende dag staat de zon al hoog wanneer ik tegen negen uur richting Dodewaard wandel. Het wordt een warme dag, realiseer ik me. Dat is bijnzonder; extreme warmte of koude heb ik eigenlijk nog niet ontmoet, sinds ik 3 februari vorig jaar uit Kats vetrok.

Bij Eldik, een buurtschap nabij Ochten, zie ik twee mannen en een vrouw voor hun huis in de schaduw zitten. Ze nodigen me uit even uit te rusten; ik ben dan al meer dan twee uur onderweg. Andries van Laar is vrachtwagenchauffeur in ruste; zijn vriend Peter Heykamp is paardenhandelaar en Ria Koopman heeft een hersenbloeding gehad; Andries zorgt nu voor haar. Wanneer Andries haar bemoedigend zegt dat alles zal goed komen, glimlacht Ria even.
Andries heeft een oude camper, een kleine Volkswagenbus in zijn voortuin, en een bootje op een trailer. Vervelen de ritjes met de camper; dan gaat het bootje naar het water; de Linge is vlakbij. Verveelt het bootje, dan blijft hij lekker thuis.
Peter en Andries vertellen me over de veranderingen in de Betuwe. De boomgaarden in de buurt zijn jaren geleden gerooid en de fruittelers werden bomenkwekers. Maar in de boomkwekerijen gaat het nu ook weer slecht, weten de twee vrienden. Eigenaren van de kwekerijen hebben de grootste moeite om hun bedrijf overeind te houden. Maar of het hen lukt is de vraag, denken ze. De export is vrijwel stil gevallen; betalingen blijven uit. Beiden kennen een boomkweker die in de fabriek is gaan werken om een faillissement van zijn bedrijf te voorkomen. Of dat zal lukken… beide mannen zijn somber over de economie. Peter meent dat het verstandig is om je spaargeld vast te houden en rustig te kijken wat er de komende jaren gaat gebeuren. Andries beveelt aan om te beleggen in een huis. “Een huis wordt altijd meer waard,” weet hij. “Je moet denken in termijnen van dertig jaar. Wanneer je het op de bank zet, beur je te weinig rente om de geldontwaarding en belasting te betalen… dan boer je achteruit.”
Andries schuift op zijn stoel. Hij, eenvoudige vrachtwagenchauffeur, begrijpt niet dat de ‘hoge heren’ en de ‘dure economen’ de Eurocrisis niet kunnen oplossen. Zo ingewikkeld is het niet, volgens Andries. In zijn plan speelt de Europese Centrale Bank een centrale rol in de controle van de overheidsfinanciën. “Wanneer alle landen daar hun geld stallen en een redelijke rente krijgen over een looptijd van dertig jaar, kunnen we makkelijk alle schulden opvangen van landen met een tekort. Die krijgen dan geen obligaties maar leningen met een korte looptijd en een heel lage rente. Dan sturen we drie slimme mannetjes naar zo,n land om de boeken op orde te krijgen en binnen tien jaar zijn ze er dan weer boven op. Dat kan ik zelfs verzinnen, een eenvoudig chauffeurtje” zegt hij, “want die Euro moet blijven. Het houdt de landen bij elkaar. Maar ja, de hoge heren hebben allemaal een eigen wil en eigen belangen. Die lossen het niet op.” “Daarom,”herhaalt Peter, “is het verstandig om rustig af te wachten en je geld vast te houden. Huizen en grond zijn hier veel te duur; daar moet je niet in investeren.”

Het praatje in de schaduw in Eldik heeft me nieuwe krachten gegeven en ga weer verder, richting Ochten, een dorp van 4500 inwoners aan de Waal. Of het door de vakantie komt of het middaguur weet ik niet maar veel Ochtenaren kom ik niet tegen. Bij bakker Ad Bos loop ik even binnen en koop er twee krentenbollen, zoals altijd onderweg. Tot mijn verdriet mocht ik niet langs komen bij het Nederlands Bakkerij Centrum in Wageningen; ik had zo graag willen praten over de ontwikkeling van het bakkersvak en alles wat daarbij hoort… maar ja… je kunt ook niet alles realiseren. De bakkerij in Ochten is groot en modern en de mevrouw in de winkel vertelt dat zij ook leveren aan het ziekenhuis in Tiel en een verzorgingstehuis ‘omdat in een klein dorp als Ochten eigenlijk te klein is voor een zelfstandige bakker.’
Op de dijk langs de Waal eet ik mijn broodjes op en wandel verder door de Betuwe in de richting van Echteld en Tiel. Het is warm; het lijkt alsof iedereen schuilt tegen de zon. Af en toe nog passeer ik een boomgaard; een keer een stalletje met kersen. De enige boomgaard is verwaarloosd en het huis verlaten. Elke vijf stappen valt een druppel zweet van mijn neus.
In de gras kant zie ik briefjes van 100 euro liggen, zeker acht. Even maakt een grote opwinding zich van me meester…. Zou ik een schat vinden? Wat te doen? Waarom ligt dat hier zo, terzijde van het fietspad? Maakt de hitte zich van me meester? Twee meisjes fietsen langs en lachen wanneer ik ze wijs op de verwaaide Euro’s. Het zijn ook maar servetjes; het lijkt net echt maar waarde is het niet…
In Echteld drink ik een kopje thee en loop dan verder het laatste rechte eind naar Tiel. Eens daar aangekomen vraag ik een mevrouw en meneer de weg naar het station. Dat blijkt nog 20 minuten lopen maar meneer Bosman biedt me aan even weg te brengen, in zijn auto. Hij houdt van het onderwijs en verhalen vertellen; zijn dochter is dramadocente. Hij zelf is ook een onderwijsman, een gymnastiekleraar en zijn vrouw was kleuterjuf in Amsterdam-Zuidoost. Ik vertel over mijn ervaringen van de voorbije dagen, over de dieren die de Grebbeberg opvluchten wanneer ze vermoeden dat het water op komt en de zorgelijkheid van de mensen over het voortbestaan van de Euro. Meneer Bosman glimlacht over dat laatste. “Het is zeker dat twee landen de Eurozone verlaten,” zegt hij. Ik schrik; dat nieuws heeft me nog niet bereikt. Door het wandelen ontgaat me twee dagen per week het snelle nieuws. Maar dit had ik niet verwacht. Meneer Bosman is zo stellig; wellicht heeft hij laatste nieuws gehoord. Dan zegt hij: “Europa heeft haar christelijk sociale wortels ontkent en daarvoor wordt een prijs betaald. Onvermijdelijk.”
In de trein bezie ik mijn slimme telefoon die zich verbindt met het wereldwijdeweb: geen verrassend nieuws gemist. De trein zal straks vertrekken; ik wacht rustig af.

Geef een reactie