Van Hilversum naar Utrecht… Over contrast, over boeken en klein geluk

Hilversum.- Nog niet eens zo lang geleden was Hilversum een vanzelfsprekend onderdeel van het verenigde Europa. Op het radiotoestel stond de naam van het dorp, tussen Luxemburg, Parijs, Londen, Helsinki, Bruxelles, Wenen, Munchen, Kalinaborg, Grenoble, Monaco… en wanneer het toestel werd aangezet, lichtten de namen van de plaatsen op. Europa werd zichtbaar; op Hilversum werd afgestemd. Die wereld is intussen verdwenen. Het Verenigde Europa licht allang niet meer op; Hilversum is een digitale code.
Niet eerder was ik in Hilversum in het Gooi. Met een onderbreking van mijn voettocht van enkele weken reisde ik er zonder verwachting naar toe. Hilversum is de wereld van Willen Duys, Mies Bouwman, Maartje van Wegen en haar echtgenoot, Joop Daalmeijer, de voormalige Vara verslaggever en nu eerst verantwoordelijk voor de sluiting van het Rijksmuseum Twente… de wereld van Swiebertje, Koot en Bie en Frace Majeur. Intussen is Hilversum een Mediapark met een eigen, gewelddadige geschiedenis. Die laat ik maar voor wat het is en besluit te kijken, te luisteren en te noteren.
Vanuit het station leidt een korte winkelstraat naar het centrum van het dorp. Het eerste wat opvalt is een deftige boekenwinkel die haar laatste boeken uit verkoopt. Daarnaast een tijdelijke boekenwinkel waar Mohammed werkzaam is. Hij studeert ‘life sciences’ aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en is lid van de jongerenorganisatie van de Partij van de Arbeid. Hilversum, legt hij me uit, is een rustig dorp, ook al wonen er ruim tachtig duizend mensen. Veel bijzonders kan hij er niet over vertellen. De boeken in het winkeltje, werkelijk alles is beschikbaar, kosten een euro of in een enkel geval twee euro. Je treft er het werk van Nobelprijswinnaars, poëzie van Ida Gerhardt, of reisverhalen van Paul Theroux.
Ik wandel verder. Het centrum is een winkelstraat, en een leeg plein waar de volgende dag markt gehouden zal worden. Het kantoor en de redactielokalen van de Gooi en Eemlander is een horeca gelegenheid geworden… het ene na het andere terras dringt zich op. Meisjes in oranje hesjes delen kleine glaasjes appelsientje uit. Het paserend publiek neemt het gelukkig aan. Een dwingend gemeentelijk bord zegt dat op straat niet gedronken mag worden. Twee dames zitten pontificaal voor dat bord en lachen er om. “Ach, meneer,” zegt de blonde Annie, “er mag wel meer niet, hier.” Ze heft haar glas witte wijn.
Ik wandel de stad uit in zuidelijke richting. Op een kruispunt, in de voortuin van een hotel, staat op een groot doek dat men hier ’s middags voor 23,50 euro een kopje thee kan drinken. Het is een prelude van een omgeving zoals ik die alleen onder Eindhoven tegenkwam. Je ziet hier de prachtigste huizen en de lommerrijke omgeving suggereert een onbegrensde zorgeloosheid. Maar dat is wellicht schijn; de meeste villa’s, omzoomd door hekken, worden beschermd door private beveiligingsfirma’s.
Het contrast met de armoedige openbare ruimte van het centrum van Hilversum is zo groot en scherp dat ik de volgende dag terug keer. Ik wil graag weten hoe de Hilversummers de verschillen tussen rijk en arm ervaren. Het is marktdag op het vale plein wat ik een dag eerder aantrof. Wie ik hier ook aanspreek niemand verbaast zich over de verschillen tussen het verwaarloosde en verzorgde deel van het dorp. Hilversum is gewoon, zeggen de bezoekers van de markt. De mevrouw, die ruzie heeft met de woningbouwstichting en daarom volgens eigen zeggen, uit huis werd gezet, vindt Hilversum, doodgewoon, de meneer die ‘in de tweedehands autobranche iets doet’, weet niet beter dan dat Hilversum een groot dorp is waar nooit iets gebeurt en een derde zegt dat het vroeger leuker was met de manifestaties die televisie omroepen organiseerden. Centraal op de markt in een broodjeskraam met een klein terras er voor. Je kunt er koffie krijgen en een broodje warm vlees met of zonder saus. Ons Plein heet het hier. Klanten, schuiven bij elkaar aan tafel of glijden de scoot-mobiel aan. Spraakzaam zijn de mensen niet; liever went men de blik af. De Leebaar Beweging en 50 Plus heeft haar wortels in Hilversum.
Op de markt is alles te koop maar de prijzen voor groente en fruit bijvoorbeeld, zijn niet wezenlijk goedkoper dan in een supermarkt. Bij de kraam van bakkerij ’t Stoepje uit Spakenburg zie ik de biologische broden van de Zonnehoeve uit Zeewolde prachtig uitgestald.
Het meest opvallend is wel een kraam met nieuwe literaire en non-fictieboeken. Je vindt er alles waarvoor je een boekhandel zou binnen gaan. Ik zie het verslag van Ruud Koole van zijn periode als voorzitter van de Partij van de Arbeid drie maal liggen, net als titels van Thomas Roosenboom en Nicci French. De prijs van de boeken? Een euro per stuk; niet meer, niet minder.
Ik keer per trein terug naar Hollandsche Rading waar ik een dag eerder naar toe liep. Dat is een wonderlijk dorpje, lang gerekt en gedomineerd door de aanwezigheid van de inspecteur generaal van het ministerie van Defensie. Tijd om bij de Inspecteur aan te bellen heb ik niet; Utrecht is het doel.
In Maartensdijk kom ik Wim Mafait tegen, die juist een kleine wandeling maakt. Wim is 53 jaar en woont in Stadskanaal, sinds jaar en dag alleen. Nu is hij een weekeinde op bezoek bij vrienden. Donkere wolken trekken zich samen, wind steekt op en de eerste druppels leiden de zoveelste regenbui in. We schuilen in een bushokje. “Ik ben een tevreden mens,” vertelt Wim. Hij werkt bij groenvoorziening van Wedeka, de sociale werkvoorziening in Stadskanaal. “Het is mooi werk en het geeft structuur en ritme in het leven. En je verdient wat. Het is niet goed wanneer je de hele dag niks te doen hebt. Dat is niet gezond.”
Wim houdt van wandelen en vissen. Aan voetballen heeft hij een hekel. DE verdiensten van voetballers wekken zijn afschuw op. Hij is een gelovig man. “Het geloof geeft me vertrouwen. Ik weet wie ik ben, waar ik vandaan kom en naar toe ga. Dat geeft rust. Straks heb ik twee weken vakantie. Dan kan ik lekker uitslapen en zelf bepalen hoe laat ik wat ga eten.” Wim piekert een beetje over wie hij zijn stem zal geven bij de verkiezingen in september. Ëen ding weet ik zeker,”zegt hij. “Wilders gaat het niet worden. Ik moet wel om hem lachen, maar hij zet mensen tegen elkaar op en dat is niet goed.”
Wanneer de donkere wolken voorbij zijn, geven we elkaar een hand. Wim wandelt terug naar Maartensdijk; ik ga verder, naar Utrecht.

2 reacties

  1. Jan ,
    Bijzonder dat je de Zeeuws-Vlaamse vlag in onze voortuin hebt opgemerkt.
    “” Onderweg en bijna tuus”
    Van d’Ee tot HontenisseVan Hulst tot aan CadzandDat is ons eigen landje,Maar deel van NederlandOok ik voel mij voor altijd gebonden.

    Paul van Waes, Westdorpse tak.

Geef een reactie