van Delft naar de Lier… Over de lessen van Jacques van Marken.

II.
De volgende dag heb ik afgesproken met Edith Schut, een vriendin, nu woonachtig in Schiedam maar van oorspronkelijk afkomstig uit Delft. We hebben elkaar in meer dan twintig jaar niet gezien. Edith neemt me mee naar de wijken achter de voormalige Calvé en Gist Brocades fabrieken waar zij opgroeide.
Calvé en Gist Brocades bestaan niet meer; die bedrijven werden overgenomen. Calvé is een merknaam uit het Unilever-concern, bekend van de pindakaas; Gist Brocades is onderdeel geworden van de voormalige Staatsmijnen, het huidige DSM. Met Delft hebben de multinationals Unilever en DSM niet veel op, in ieder geval niet zoals de grondlegger van Calvé en Gist Brocades, Jacques van Marken. Deze ondernemer was zich bewust zich manifesteerde. Geïnspireerd door voorbeelden uit Engeland zette Jacques van Marken zich in voor de arbeiders. Al in 1878 richtte hij een sociaal fonds en een pensioenfonds op voor zijn arbeiders en bouwde hij woningen achter de fabriek.
Daarmee neemt Edith me mee. De Calvé fabrieken zijn gesloopt; Gist Brocades is vrijwel volledig ontmanteld maar de vier verschillende wijken die hier vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw voor het personeel werden gebouwd. Edith wijst op de verschillende grootte van de huizen, de kleine huizen voor de arbeiders en de iets grotere voor de chefs en de allermooiste huizen waren vanzelfsprekend voor de ingenieurs. De stijl van de huizen is die van de Engelse tuindorpen. In Engeland vond van Marken ook zijn inspiratiebron voor zijn sociale bedrijfsfilosofie. “Natuurlijk was het concept van de landschapsarchitect Zocher prachtig,” erkent Edith terwijl we langs prachtig aangelegde vijvers wandelen, “maar vergeet niet de keerzijde van dit alles. De sociale controle was ook heel groot en indringend. Iedereen wist precies hoeveel de ander verdiende en alles wat je deed of na liet werd opgemerkt. Wie bijvoorbeeld een nieuwe jas droeg, die net iets te mooi, te duur of te chique was, werd daar op aangesproken.”
De vier verschillende wijken laten zich als een boek; iedere wijk een tijdsbeeld, een eigen verhaal, van nieuwe inzichten, nieuwe gedachten en perspectieven. De Nieuwe Plantage en het Agnetapark zijn inmiddels beschermd en behoren tot het rijks cultureel erfgoed. Terecht de wijken zijn een lust voor het oog en maken een bezoek aan Delft nog aantrekkelijker dan het al is, met de oude, historische binnenstad.
Edith en ik wandelen de stad uit, langs de Buitenwatersloot in de richting van de Lier. Eenmaal buiten de stad, in het open gebied tussen de grote steden is een fenomenaal uitzicht over het vlakke land, we zien de contouren van Rijkswijk, den Haag, Delft, Maassluis en Vlaardingen. De Randstad is echt heel klein en echt heel vol.
In het kleinste dorp van het land, het Woudt, vinden we tussen de mooiste historische boerderijen en een statige kerk, een geweldig koffiehuis, de Hooiberg. We warmen ons aan een kopje erwtensoep en herinneringen aan een voorbije tijd.
Wanneer we later verder wandelen, tegen de koude wind in, passeren we een grote kwekerij waar tomaten worden geproduceerd. Jammer genoeg is er niemand aanwezig om ons wat uitleg te geven over het werk en het bedrijf. In een automaat langs de kant van de weg, kun je een bakje tomaten kopen, en tomatensoep.
Op weg naar de Lier vertelt Edith over haar werk als docent aan een praktijkschool in het centrum van Rotterdam. Haar grote zorg is of er voor deze grote groep kinderen straks een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt is en of zij zich dan ook nog staande kunnen houden. Het eenvoudigste werk is overal weggesneden en waar dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld in de kassen, ligt het tempo van de handelingen zo hoog dat velen dat niet kunnen. Daarnaast stapelen zich bij deze groepen nog zoveel andere problemen op dat het perspectief voorwaar niet mooi is.
Het doet me denken aan Jan Blik, die ik in Emmercompascuüm tegenkwam en me de meest indringende vraag stelde die ik op deze reis hoorde: “Wat moet ik nu?” Jan Blik zat in een scootmobiel; zijn tenen waren afgezet. Hij zou nog zeker tien jaar moeten werken, maar waar en wat en hoe? Dat was de vraag van Jan Blik, zoon en kleinzoon van een turfboer en zijn hele werkzaam leven voorman in de groendienst van de sociale werkvoorziening. “Wat moet ik nu?”
De kinderen van de praktijkschool van Edith en Jan Blik in Emmercompascuüm stellen ons voor een fundamentele vraag; zij hebben geen deel aan, en invloed op de dynamiek van de wereldwijde economische orde maar stellen ons de vraag: “Wat moet ik”. De vraag is zeer legitiem en dwingt tot een antwoord; naar mijn vaste overtuiging heeft de sociaal democratie hier een fundamenteel antwoord op te geven. Maar niet alleen de sociaal democratie; bedrijven als Unilever en DSM hebben de mooiste woorden over duurzaamheid en wereldwijde kansen maar wat zijn de lessen die zij trekken uit het werk van Jacques van Marken?
Op de laatste dag van de voettocht, op zaterdagmiddag 2 februari zal ik daarom een indringend pleidooi houden voor het opstellen van regionale plannen voor de arbeid. We weten precies wie wat kan, wat nodig is en welke dynamiek zich waar ontwikkelt… het kan niet moeilijk zijn om ook voor Jan Blik en de kinderen van de praktijkschool een zinvolle en betekenisvolle plaats te vinden in de samenleving.
Vanuit de Lier reizen Edith en ik met de bus terug naar Delft; op het station in Rotterdam nemen we afscheid. Het was een mooie dag, na zovele jaren; hervonden vriendschap.
(wordt vervolgd: op bezoek bij Priva en een gesprek met Jan Prins, juist over Jan Blik.)


“zie de verlsagen op www.voettochtvanjan.nl”

From Delft – de Lier, posted by Jan Schuurman Hess on 11/28/2012 (13 items)

Generated by Facebook Photo Fetcher 2


Geef een reactie