Over Schouwen-Duiveland… over de mossels en de polders… (deel een)

Zierikzee.- De voettocht leidt nu door Zeeland, vertrouwd terrein. De lucht, altijd anders maar zo groots, is vertrouwd; de geploegde akkers, de zware klei, vertrouwd; de wegen glimmend in de regen, vertrouwd. Maar de verhalen van mensen onderweg zijn altijd verrassend, altijd bijzonder. Ik luisterde naar vissers, naar de schoolmeester die vertelde over onderwijs en hoorde het leven uit een dorp verdween nadat de basisschool gesloten werd en naar de verhalen van eenvoudige mensen, zoals U en ik.
Onderweg, de voorbije twee jaar hebben veel mensen me hun levensverhalen verteld. Soms zijn die zo persoonlijk dat ze hier niet verhaald mogen worden. Ik luister naar die verhalen en neem ze mee op mijn tocht, als nooit meer te vergeten herinneringen.
Op Schouwen Duiveland werden me zo verschillende levens toevertrouwd. Levens van werk, vreugde en verdriet, van verlies, intens verlies, en toch ook altijd weer kracht om door te gaan en hier en daar vreugde te vinden, in bijvoorbeeld iets onbeduidends als de kleine lichtval van de zon op het pad naast het huis.
Mijn wandeltocht begon in Bruinisse waar de Bru 26 van de mosselvissers Jan de Ronde en Rene Grevink net terug zijn van de Waddenzee. Ze vertellen dat het een goed jaar is geweest voor het mosselzaad. Dat is bijzonder; eigenlijk voor het eerst sinds 1999 was er een overvloed aan mosselzaad. De jongens kunnen nu weer een aantal jaren vooruit en dat stelt gerust. Maar voor de rest, ze schudden het hoofd. “Geef ons onze polders terug,”zeggen Jan en Rene, die net als het overgrote deel van de Zeeuwse bevolking geen goed woord overhebben voor het onderwater zetten van de Hedwigepolder of het aan de zuidkant van Schouwen Duiveland gelegen natuurontwikkelingsproject, Plan Tureluur. “Wat levert een hectare grond op aan aardappels, aan tarwe,” merkt Rene op wanneer palingvisser Stouten komt aangereden. “Mensen vergeten zo gemakkelijk dat we voedsel produceren en dat het werk betekent. Het lijkt er wel eens op dat de overheid mensen haat die werken. Wie wil werken wordt gestraft. Het is een en al regels.”
Palingvisser Stouten bevestigt de woorden van zijn collega. Op paling vissen mag hij niet meer, zoals alle beroepsvissers op de rivieren. Dat ligt niet alleen aan de stand van paling. “Wij, beroepsvissers, hebben het verloren van de sportvissers. Er zijn 200.000 sportvissers en dat zijn niet alleen maar mensen met een eenvoudig hengeltje aan de kant. Daar is niks mis mee. Maar sportvissers zijn ook netwerk van invloedrijke ambtenaren, advocaten, rechters. De sportvisserij heeft een hele organisatie met tientallen mensen in dienst. Wij zijn vissers; dat is het verschil.”
Een eindje verderop het havenplateau heeft Niels Habraken met Hemelvaartsdag een nieuw visrestaurant geopend, “Bru 17.” De naam verwijst naar een boot die in de jaren tachtig uit de vaart werd genomen en in Ierland werd verkocht. Dat op deze manier de herinnering aan het schip in leven blijft heeft de gemeenschap van vissers goed gedaan.
Het haventje van Bruinisse is opgeknapt. De schepen hebben ene nieuwe positie gekregen, met de kop naar de kant. Dat maakt het beeld voor de duizenden toeristen die op de mosselvissers afkomen, aantrekkelijker. De controverse in Zeeland over de balans tussen natuurbelangen en de traditionele Zeeuwse cultuur beziet Niels genuanceerd. “Ik ben voor de natuur en voor de visserij maar we slaan een beetje door in dit land. Een storm op de Waddenzee en er is meer weggeblazen aan mosselzaad dan een visserman ooit kan vangen. En is het nou zo duurzaam, de hangcultuur mosselen, die allemaal aan plastic drijvers hangen, zoals de natuurorganisaties hebben afgedwongen? Of dat we vis gaan kweken op het land? Wat is daar natuurlijk aan?”
Vanuit Bruinisse wandel ik langs de provinciale weg naar Oosterland en vandaar richting Ouwerkerk, passeer het Watersnoodmuseum en wordt in die omgeving opgevangen door twee journalisten van de PZC.

Geef een reactie