Met Wietse en Germ van Grou naar Wergae, eerste etappe 2012

wietse en germ onderweg van grou naar Wergae

Grou- De eerste dg van de voettocht sluit aan bij de laatste etappe van het vorig jaar. Onderweg, in de trein, zaten twee meiden tegenover me, 19 en 20 jaar oud. Net zoals de jongens van Workum hadden ze een klacht: op school leren we niks. Nu waren het Nathalie en Bo uit Roosendaal. Nathalie wist na de middelbare school niet goed wat ze zou willen en kunnen. “Ik was zestien en ik wist het nog niet,” zegt ze haast verontschuldigend. Ze deed maar wat zich zo aandiende: detailhandel. Nu werkt ze als verkoopster in een drogisterij. Als ze daar op een dag wordt ontslagen omdat ze te duur wordt, heeft ze niks. Bovendien weet ze nu wel wat ze wil: werken in de jeugdzorg maar … alleen opnieuw naar school schrikt haar af. Niet omdat ze zou moeten leren maar omdat de scholen zo ontmoedigend zijn. Je leert er niets; lessen vallen vaak uit en als er al les is, betekent het opdrachtjes maken in een computer. Dat is niks, vindt ze. Haar vriendin Bo onderschrijft de bevindingen van Nathalie. Bo volgt een opleiding economie, recht en management aan een Brabantse hogeschool. “Er is bijna geen les,”zegt ze, “een uurtje per dag; heel soms nog een uurtje aan het einde van de dag, maar meestal valt dat dan weer uit. Het is echt verschrikkelijk; je moet wat opdrachtjes doen in een computer. Je leert er echt niks, maar je betaalt je suf aan boeken waarvan je de helft niet hoeft te gebruiken. Er wordt gewoon aan je verdiend. Laten we hopen dat als wij later kinderen krijgen, er wel wat geleerd kan worden op school. Laten we hopen dat het onderwijs dan beter is.” Bo en Nathalie kijken elkaar even aan; ze gaan vandaag samen winkelen in Rotterdam. Dat is leuk; ze hebben er naar uitgekeken.

De reis gaat verder naar Grou. Op het station aldaar wachten Wietse Martens en Germ van Essen mij op. Wietse is raadslid en Germ oud wethouder en raadslid in Grou. Met zijn 79 jaar is hij Germ actief in Reduzum, en op velerlei terreinen. Hij is actief is sportverenigingen en als voorzitter van de WMO raad. Germ schaatste vijf keer de Elfstedentocht; in 1956 deed hij mee aan de wedstrijd en eindigde in de voorhoede; vier maal reed hij de toertocht en moest alleen in 1963 opgeven omdat zijn schaatsen kapot gingen. Maar Germ, me het lidnummer 008 van de Elfstedenvereniging, reed hij de tocht tien maal met de fiets en wandelde de Elfstedentocht drie keer uit. Komend jaar doet hij mee aan de Slachte-marathon, de wandeling over de Slachtedijk van Raerd naar de Waddenzee.
We wandelen van het station naar Grou en drinken een kopje koffie in een hotel aan het Pikmeer. “In Grou wordt Sinterklaas nooit gevierd. Hier komt Sint Piter,” zeggen Wietse en Germ me terwijl we over het water uitkijken. Wat hoor ik nu? Geen Sinterklaas maar Sint Piter? Alsof het de gewoonste de zaak van de wereld is, vertellen ze dat Sinterklaas Grou overslaat maar dat Sint Piter en Swarte Pyt daarentegen wel komen, rond de 10e februari van elk jaar met hun eigen stoomboot, de Sint Piter. En er worden schoenen gezet en pepernoten gegeten….

Grou is een van die vele watersportcentra in Friesland. In de zomermaanden is het hier een drukte van jewelste; nu is et koud en winderig. We gaan op weg, richting Wergae. Onderweg wisselen Wietse en Germ hun ervaringen in de lokale politiek uit; in de gefuseerde gemeente Boarnsterhim (oa.Wergea; Grou; Akkrum, Reduzum, Terherne) zit Wietse voor het eerst in de gemeenteraad; Germ op zijn beurt zat 16 jaar in de raad van Grou en was er vervolgens 11 jaar wethouder.

In die tijd ging alles goed, vertelde Germ, terwijl we tegen de harde, koude wind in liepen richting Idaard. Er waren geen problemen met de ambtenaren, integendeel. In Boarnsterhim is dat wel een beetje anders, vertelt Wietse. Van enige samenhang in het beleid en onder de ambtenaren is nooit sprake geweest; veel van het werk van de gemeente werd gefrustreerd door dat er geen of in beperkte mate uitvoering gegeven aan besluiten. Feitelijk bleek Boarnsterhim een onnatuurlijke grootheid die onbestuurbaar bleek. Een eenvoudig fietspad aanleggen van Wergae naar Grou bleek onmogelijk.
Germ vertelde onderweg dat hij voor drie dorpen AED apparaten wilde hebben en een verzoek deed bij de gemeente. Inmiddels af gegleden tot een artikel 12 gemeente bleek daarvoor geen geld. “Nou, dan doe ik het anders,” zei Germ. “Ik ken alle verenigingen en weet precies wie wat kan doen. Dus ik ben overal langs geweest en zei: jij 700 euro… jij 800 euro. Al die verenigingen hebben mee gedaan en binnen twee weken had ik de benodigde 7000 euro bij elkaar. Iedereen deed mee, op een enkel armlastig zangkoortje na. Bovendien had ik ook gelijk 20 vrijwilligers er bij.”
Germ vertelt het als een terzijde maar het voorbeeld is, denk ik, kenmerkend voor het Friese karakter. Als iets niet kan volgens de officiële weg, maar nodig is, kan het ongetwijfeld via een andere weg. Ik herinner me dat het Friese theatergezelschap Tryater ooit een geweldige voorstelling maakte over de legendarische voetballer Abe Lenstra. Die voorstelling bleek door onverhoopte tegenslag een financieel tekort op te leveren maar was een immens groot publiekssucces. De Friezen hadden Abe, de voorstelling, in het hart gesloten. Geconfronteerd met het financieel tekort nam een autosloper het voortouw: Dat laten we niet gebeuren, dacht hij, en organiseerde een inzameling in Fryslan. Binnen de kortste keren was het tekort weg gewerkt.

Met Boarnsterhim ging het intussen van kwaad tot erger. De bestuurlijke constructie was niks en werd niks. Daarom is besloten om de gemeente op te knippen en onder te brengen bij andere, grotere gemeenten. Zo zal Leeuwarden met Wergae erbij groeien tot boven de honderdduizend inwoners en dat heeft in bestuurlijk Nederland weer allerlei voordelen. De kern van Friesland en de Friese gemeenschap blijft evenwel verankerd in de dorpen.

Germ vertelt onderweg over hoe opgroeide op een boerderij en door de weilanden liep om naar Wergae naar school te gaan. Later ging hij naar de Landbouwschool en rolde er daar een beetje door heen omdat het rekenen hem nu eenmaal net zo goed af ging. Zin in militaire dienst had hij niet echt. Het geluk rolde weer zijn kant op; bij het kaatsen was er een klein botje in zijn rechterarm los geraakt. Bij de keuringsarts vertelde hij dat hij niet geopereerd kon worden; de kans dat zijn arm voor eeuwig stijf zou zijn was te groot. Met een kapot botje in de elleboog was dienstplicht niet mogelijk. Twee weken na de afkeuring werd hij geopereerd.

Later werkte hij bij de overheid in een voorlichtingsfunctie voor het ministerie van landbouw en mocht van zijn baas tijdens de dienst zijn onderwijs bevoegdheid halen. Toen er een vacature kwam op de landbouwschool werd hij verzocht te solliciteren, ook al was et als docent wiskunde en natuurkunde. Germ werd adjunct directeur en later ook nog directeur van de landbouwschool in Leeuwarden. “De school had 300 leerlingen,” vertelt hij, “ik kende ze allemaal persoonlijk, en daarmee ken ik vrijwel alle boeren in Friesland.” Hij wijst op een grote nieuwe boerderij, vlakbij Wergae. “Dar zat tot voor kort Romke van der Wal. Dat was een kei. Hij haalde de beste resultaten in Friesland; de koeien hadden het beste erfelijk materiaal; ze kregen de beste verzorging en gaven de hoogste melkproductie. Romke was een kei; de beste, jaar in jaar uit.”

We naderen Wergae, de woonplaats van Wietse en ook de plaats waar we op 4 februari een tussenbalans opmaken van een jaar voettocht in de Bidler, de voormalige hervormde kerk en nu omgebouwd tot een gemeenschapshuis en theater. Morgen gaan we weer verder, van Wargae naar Leeuwarden, een klein stukje maar…

Geef een reactie