Ter Apel.- Op het perron van het station loopt een grote groep meiden Ze lachen en giebelen, en geven alle wachtende reizigers een klein briefje. Daarop staat: “Jij verdient, zo af en toe, een compliment. Je bent uniek.” De meisjes zitten in het derde jaar van de opleiding onderwijsassistent van het ROC Zeeland in Goes, en hebben de opdracht gekregen een flesmop te organiseren. Of die briefjes daarmee te maken hadden, weet ik niet. Ik ken dat woord niet, een flesmop. Het zal iets vrolijks zijn, vermoed ik. De meiden waren aardig en hun woordjes op het briefje vond ik erg lief en vriendelijk. Ik wens ze succes bij hun studie en later in het werk. Ik beloof het briefje mee te nemen deze week, en op mijn tocht door de veenkoloniën van Drente en Groningen aan iemand anders te laten lezen.
De reis van Zeeland naar het noorden duurt lang, en vraagt om aansluitende verbindingen in Rotterdam en Zwolle. In de trein van Zwolle naar Emmen stappen twee jonge Aziatische mannen en vrouwen in en nemen naast me plaats. Ze zijn flink bepakt en een ogenblik vrees ik dat ze op weg zijn naar het centrum in ter Apel van waar asielzoekers het land worden uitgezet. Maar terwijl we langs Ommen en Gramsbergen rijden, krijg ik niet de indruk dat deze mensen op korte termijn het land uit worden gezet. Hoewel ik geen woord kan verstaan is me duidelijk dat ze plezier hebben en vrolijk zijn. Voorzichtig vraag ik waar ze oorspronkelijk vandaan komen. “Uit Tibet,” antwoordt een van de twee mannen. Tibet, Nederland. Is er een groter contrast op de wereld denkbaar? Het land met de hoogste bergen en het land zo vlak en grotendeels onder de zeespiegel… De jonge Tibetaan vertelt dat zij in Amsterdam wonen, en dat zij alle vier een verblijfsstatus hebben gekregen. Hij werkt in een Thais restaurant, vlakbij het Anne Frank huis. Maar jaren woonde hij in het asielzoekerscentrum in Ter Apel en nu, vandaag voor het eerst, gaan ze vrienden opzoeken in Emmen. De vier Amsterdamse Tibetanen weten zich vrij en op hun gemak.
In Emmen ga ik op weg naar Emmer Compascuum, en vandaar over de provinciegrens richting Ter Apel. Hier lagen grote, uitgestrekte moerassen waar turf werd gewonnen, tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Turf werd met de hand uitgestoken, gedroogd en verkocht als brandstof. Het was zwaar en hard lichamelijk werk; veel mensen leefden in armoede en trokken weg naar de industriegebieden, elders in het land. Ook in Alblasserdam, waar ik oorspronkelijk vandaan kom, had je een Drentse buurt. Drentse arbeiders werkten op de scheepswerven van Verolme en van der Giessen de Noord, of op de Kabelfabriek. Er werd in Alblasserdam Drents gesproken en Drents geleefd. Hoe het Drentse land er uit zag, wist ik toen niet.
Emmer Compascuum is een typerend dorp voor deze streek. Het is ontstaan langs een van de vele kaarsrechte kanalen. Haaks op die kanalen zijn dwarswegen; de dorpskern is ontstaan rond een kruispunt en een brug over het kanaal, of een kruising van twee kanalen. De huizen, winkels en kerken zijn niet oud; opvallend zijn vervallen panden en een dichtgetimmerd sociaal cultureel centrum.
Bij bakker Drenth koop ik mijn intussen vaste pakje krentenwegge voor onderweg en vraag naar de toestand in het dorp. “Het is een veendorp,” vertelt mevrouw Drenth. “En het is jammer dat het zo in verval raakt; we maken ons zorgen over al het geld dat Emmen in de nieuwe dierentuin wil steken. Dan is er straks voor de buitengebieden helemaal niks meer over.” Gelukkig vertelt ze dat de kanalen bevaarbaar worden gemaakt voor de pleziervaart en dat er aanlegsteigers komen voor passanten. “Wij hopen er op in te kunnen spelen, met een terrasje waar je koffie kunt drinken en wat lekkers kunt bestellen. Het is zo van belang dat we wat leven houden. Straks kunnen de bootjes van ter Apel naar Giethoorn varen. Dat is toch iets.”
Mevrouw Drenth geeft me een gevulde koek mee, voor onderweg.
Op zoek naar een pinautomaat tref ik Jan Blik, zoon en kleinzoon van turfboeren. Hij is geboren en getogen in Emmer Compascuum. “Mijn opa was een turfboer; hij had tien, twaalf percelen. Mijn vader heeft de boerderij voort gezet; als kleine jongen heb ik ook nog mee gestoken. Daarna werd de turf gedroogd en in de herfst naar binnen gebracht. Maar ja, in de jaren zestig was het voorbij. Toen is er een fabriek gekomen van de AKZO. Daar kon je gaan werken, maar jongens van het land, zoals ik, dat gaat niet in een fabriek. Ik kon terecht bij de sociale werkvoorziening, als voorman in de groenvoorziening. Maar ja… AKZO is al weer verdwenen. Het is nu een laboratorium voor bloed; er werken veel vrouwen. Het is vrouwenwerk.“
Jan Blik kijkt me een ogenblik indringend aan. Hij zit in een scootmobiel; vorig jaar liep alles mis. Eerst een scheiding; daarna problemen met de voeten en de tenen. Hij verloor paard, huis en haard. Dan wijst Jan op een jongen, een eindje verderop, die met een wagentje, getrokken door twee pony’s door het dorp rijdt. “Dat kan hier, in Emmer Compas. Mooi, hè.”
Ik geef hem een hand en neem afscheid, en volg het kanaal verder. Rechtuit in de richting van Ter Apel. Onderweg zie ik de ene na de andere verlaten veenboerderij. Talloze huizen staan te koop. Het stemt niet vrolijk; het is de spiegel van de crisisbesprekingen in Cannes waar wereldleiders bijeen zijn in het kader van de “G-20”, zeg ik tegen mezelf. Onderweg lees ik via mijn telefoon dat de wereldleiders gezamenlijk naar de televisie kijken om de toespraak van de Griekse premier Papandreou te volgen. Eerder deze week kondigde hij, na felle protesten van de bevolking en dreigende brieven van kolonels, een referendum aan over het akkoord om de Euro te stabiliseren en de Griekse schulden gedeeltelijk te saneren. In het parlement verdedigde de Griekse premier zijn positie, na de schrobbering die hij kreeg van de Franse president Nicolas Sarkozy, Angela Merkel, de Duitse bondskanselier en de voorzitter van de Europese Commissie Barosso.
De eenvoudige aankondiging van het Griekse referendum en de reacties in de wereld toonden aan dat de leidende politici in de wereld hun grip op de loop van de gebeurtenissen kwijt zijn. De crisis van de Euro is niet alleen de crisis van de Europese samenwerking, maar ook die van de geglobaliseerde economie. Het lijken natuurkrachten die de loop van het lot bepalen en het lijken de mensen die proberen het lot te tarten; maar niemand heeft werkelijk grip op de loop der gebeurtenissen… als het niet een Griekse leider is zal het een wervelwind zijn die uiteindelijk het eindspel inluidt, denk ik.
Het eindspel van een tragedie, de crisis, zie je net zo goed hier, tussen Emmer Compascuum en Ter Apel: verloren boerderijen, verloren huizen, verloren koers. In Barnflair, vlakbij ter Apel, zie ik de stoep voor een slagerij een boord staan: varkenspoten: 1,15 per kilo.
Bij het invallen van de duisternis, tegen vijf uur nu de wintertijd is ingegaan, arriveer ik bij ’t Ossenschot, een oude boerderij waar ik in een blokhut zal overnachten.