Anna Pauwlona – Schagen (3)

Over de Burger King van de minister en onrechtvaardigheid.

Tot mijn verdriet wordt het alweer gauw donker en moet ik nog een eind te voet naar Anna Pauwlona. Daar overnacht ik bij Luus en Martien van den Berg. Luus is de dochter van een kleine bloembollenkweker; Martien was tot zijn vijfenvijftigste inkoper bij de Marine in Den Helder; sinds negen jaar is hij met pensioen. Luus en Martien hebben vele reizen gemaakt, te voet of met de fiets, door Nederland, België, Frankrijk en zelfs naar Santiago de Compostella in Spanje.

Wanneer ik bij hen aanbel, is juist bekend geworden dat de minister van Financiën, Jan Kees de Jager, het bonnetje voor zijn dagelijkse hamburger niet zelf betaalt maar declareert bij de Nederlandse burgers en staatssecretaris Bleker, die over een auto met chauffeur kan beschikken en een appartement in Den Haag heeft, na een televisieoptreden in Amsterdam een hotelkamer van ruim vierhonderd euro moest betrekken en daarvan de kosten op de gemeenschap afwentelt. Luus en Martien hebben er geen woorden voor. “Dat noemen wij zakkenvullers”, zegt Martien.

Ze vertellen over hun dochter, die twee autistische kinderen heeft en elk jaar door de papiermolen moet om telkens opnieuw te bewijzen dat de kinderen ernstig gehandicapt zijn. In het busje, vertellen Luus en Martien, waarmee onze kleinkinderen naar school worden gebracht, zit ook een kind wat geboren is zonder armen en zonder benen. Ook die ouders, vertellen mijn gastheer en gastvrouw, moeten elk jaar bewijzen dat hun kind geen armen en geen benen…. En de minister van Financiën declareert zijn Burger King hamburger …

Dat het crisis is en iedereen wat moet inleveren, begrijpen Luus en Martien heel goed, maar wat ze niet begrijpen is de oneerlijkheid in alles. Aan onrechtvaardigheid kunnen zij niet wennen, net zo min als Jan en Toos in Breezand. “Laten ze toch niet zeggen dat Nederlanders niet willen werken,” zegt Luus, “en dat ze daarom Polen nodig hebben. Wij willen best werken. Ik heb altijd meegedaan in het bollenseizoen, met het pellen. Die zes weken leverde net dat extra op waarmee je iets leuks kon doen. Maar de Polen werken onder de prijs; iedereen weet het. Dat neem ik de Polen niet kwalijk, maar zeg niet dat Nederlanders het werk niet willen doen.”

De volgende ochtend wandelt Martien een eind met mij op, in de richting van Schagen. Het is een mistige, koude dag. Van Anna Pauwlona is niet veel te zien; het is de woonplaats van Ard Schenk, Olympisch schaatskampioen. Martien heeft nog met Ard geschaatst, in 1963.

Wanneer we langs het water lopen vertelt hij dat hij hier graag gaat vissen, met zijn zoon, die kok is en nu bij de ECN werkt. Daarvoor was de jongen een jaar werkloos; het gaat nu eenmaal niet goed in de horeca. Martien en Luus moesten bijspringen; van de werkloosheidsuitkering kon de jongen de vaste lasten van zijn huurhuis en alles wat erbij komt, niet betalen. “Mijn vader,” vertelt Martien, “moest altijd heel hard werken en had daardoor weinig tijd voor me. Ik dacht… dat ga ik anders doen. Hier vis ik vaak, samen met mijn zoon. Dat is fijn; we vissen nog steeds samen.”

Een eindje buiten Anna Pauwlona nemen we afscheid en loop ik verder, door de mist, kilometer na kilometer. Tegen één uur in de middag nader ik Schagen; daar, in koffiehuis, de Dikke, ontmoet ik Sylvia Byzynscki, raadslid voor de PvdA in de gefuseerde gemeente Hollands Kroon. We drinken een kopje koffie en een glas water en daarna neemt ze me mee voor een ritje door deze voor mij onbekende streek, door prachtige dorpen, zoals Niedorp en het oude vissersplaatsje Kolhorn. Onderweg vertelt ze me het ene verhaal na het andere. Maar daarover meer in het volgend bericht.

Geef een reactie