Vijfde etappe, vierde deel… Inburgeren in Tilburg…
Tilburg. Natasja Holleman is al jarenlang “juf” in de basisschool van Kats, maar woont in Tilburg. Daar geeft zij in de avonduren voor het Centrum voor Buitenlanders inburgeringles in het buurtcentrum De Baselaer aan de noordkant van het centrum van Tilburg. Zij heeft me uitgenodigd hier eens te komen kijken.
Na mijn bezoek aan de Voedselbank, achter de kerk aan de Ringbaan West, is het ongeveer een half uurtje lopen naar de andere kant van het centrum. In de smalle straten, achter de kerk, met kleine arbeiderswoningen, zijn her en der carnavalssymbolen aangebracht. In andere woningen hebben bewoners alleen de vensterbank versierd met de kleuren van carnavalstad Tilburg, lichtgroen en oranje.
Wat mij zo opvalt, tijdens deze wandelingen is dat vrijwel niemand thuis is, overdag. Niet in Goes, niet in Krabbendijke, niet in Rucphen, en niet in Tilburg. Dat maakt nog al wat uit, en zegt veel over de organisatie van en in de samenleving. Er zijn geen kinderen die buiten spelen op straat, voor zo ver dat kan, tussen alom auto’s en het overschot aan vrijwilligers waar de publieke voorzieningen en organisaties op rekenen kan alleen gerekruteerd worden uit de oudere mensen, die wel thuis zijn.
Maar goed, op weg naar een inburgeringcursus. Ik heb geen idee wat ik me er bij moet voorstellen. Het Centrum voor Buitenlanders organiseert die cursussen in opdracht van de gemeente Tilburg. Volgend schooljaar zal de cursus overigens niet meer worden georganiseerd, vermoedelijk. De rijkssubsidie stopt; mensen moeten het in de toekomst zelf betalen, is de gedachte. Overigens is die inburgering wel verplicht, duurt achttien maanden, vier avonden per week. De lessen worden gegeven in het Nederlands.
Juf Natasja heeft me verteld dat de meeste cursisten na achttien maanden en vier dagen per week naar hun examen gaan. Slechts enkelen wachten nog op het examen; dus veel cursisten zullen er niet zijn.
Het is rond half acht wanneer de collega van juf Natasja, Peter Sonnemans, het wijkcentrum binnenkomt en me een kopje inschenkt. Hij heeft na zijn studie Nederlands vroeger in het middelbaar onderwijs les gegeven, en later in het middelbaar beroepsonderwijs. `Maar dat vond ik verschrikkelijk`, zegt hij nu. ´Het klimaat was er zo hard, niet alleen in de organisatie, maar voor al ook bij de leerlingen. Onderling, maar ook naar mij als docent.` Peter werd ziek en realiseerde zich dat hij een nieuwe koers moest in slaan. `Ik nam ontslag en geef nu les aan buitenlanders. Dat vind ik fijn.”
Even later komen twee Turks Nederlandse mannen binnen, Hasmet Yilmaz en Himmet Akca, respectievelijk 40 en 42 jaar oude. Beiden zijn als jonge arbeiders naar Nederland gekomen, en onmiddellijk aan het werk gegaan. De een als arbeider in een kas waarin paprika’s worden geteeld, en de ander als leersnijder in een meubelfabriek. Nog nooit waren beiden een dag zonder werk; de een werkt al vijftien jaar voor de zelfde baas; de ander achttien jaar. Ze zijn getrouwd en hun kinderen gaan in Tilburg naar school. Ze hadden al lang een Nederlands paspoort kunnen aanvragen, maar door het werk, en de loop van het leven zijn ze dat vergeten. Nu worden ze plotseling ‘oud-komers’ genoemd, en zijn ze door ‘de politiek’ gedwongen om een inburgeringscursus te volgen, aan het einde van een lange dag harde, zware arbeid.
Ze laten me de boeken zien van de inburgeringcursus. Het zijn grote, dikke lesboeken, met enorme lappen tekst. En leg maar uit wat het verschil is tussen een rivier, een kanaal, en een sloot. Leg maar uit wat Pinksteren betekent, en wat Nederlanders dan vieren en doen, wijs maar aan wat de jenever hoofdstad van Nederland is.
Echt, zo krankzinnig is het.
Daar komt nog bij dat de lessen in het Nederlands worden gegeven. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet. Immers niet iedereen heeft een gelijkaardige vooropleiding; sommige mensen komen zo, ergens uit een bergachtige streek uit Afghanistan, of uit een hut in Somalië; anderen weer hebben een universitaire opleiding gehad, aan de andere kant van de wereld. Bovendien, iedereen spreekt een eigen taal, heeft geen of een heel beperkte kennis van het Nederlands…. Leg maar uit wanneer je vanuit Somalië komt, in het Nederlands, hoe je je moet gedragen wanneer je wordt uitgenodigd op een verjaardagsfeestje in een traditionele Hollandse familie, wat je dan meen neemt als cadeautje, en wat een glaasje advocaat met boerenjongens is.
Wat helemaal verbijsterend is, zijn de verschillende opdrachten buiten de school uren. Beide mannen, die hun hele leven al aan het werk zijn, worden geacht een uitzendbureau te benaderen en een sollicitatiegesprek te voeren. Nu, dat zou nog zin hebben om ervaring op te doen; echter er is geen uitzendbureau of werkgever te vinden die voor dit soort fratsen tijd wil vrijmaken.
Nasmet en Himmet hebben zich er door heen geworsteld; ze zullen het inburgeringexamen op 17 maart wel halen, verwachten Natasja en Peter. Voor de drie examendagen in Eindhoven moeten ze snipperdagen opnemen bij hun baas. Dat doen ze, hoor. Maar als je hen vraagt wat ze van deze cursus vinden, begrijpen ze niet waarom het zo zwaar moet zijn, en zo belachelijk. Veel liever hadden ze een cursus gehad, toen ze als jonge mannen hier kwamen, en de taal wilden leren, en iets van hun nieuwe omgeving wilden ontdekken. Maar goed, de achttien maanden, vier dagen per week, zitten er op. Bijna, alleen het examen nog…..