Van Utrecht naar Rhenen… Over taal en achterstand (deel twee)

II.
Een eindje verderop in de wijk, in een portiekwoning in een van die verwaarloosde woonblokken van corporatie Mitros is de VoorleesExpress gevestigd. De VoorleesExpress is initiatief van twee zusjes, Anne en Marieke Heinsbroek. Zij kwamen in 2004 in Kanaleneiland terecht en schrokken van de taalachterstand bij veel kinderen in de wijk. Ze bedachten een eenvoudig plan: je zou kinderen met een taalachterstand bij hun thuis gedurende een half jaar, eens per week moeten voorlezen. Ze zochten in de vriendenkring de eerste vrijwilligers en gingen in 2006 met het project van start. Ze belden aan, huis aan huis en vonden zo de eerste gezinnen. Dat was niet eenvoudig maar na de eerste goede ervaringen deed mond tot mond reclame de rest. Intussen is de VoorleesExpress een succes, niet alleen in Utrecht maar al in 14 andere plaatsen in het land. Er is een professionele organisatie met goede contacten met scholen en bibliotheken en vrijwilligers worden begeleid en voorbereid. Het project wordt ondersteund met subsidies en bijdragen van uiteenlopende fondsen. Prinses Maxima, beschermvrouwe van het Oranjefonds, heeft haar waardering uitgesproken voor het initiatief.
De zusjes Heinsbroek zijn, wanneer ik aan bel, op vakantie maar Erin van Weijer, filosofe, is werkzaam als onbetaald ‘trainee communicatie’ en Sanne van Viegen, verantwoordelijk voor de VoorleesExpress in Utrecht, ontvangen me allerhartelijkst. Beiden zijn als vrijwilliger, als voorlezer, bij de Voorlees Express begonnen. Sanne die een achtergrond heeft in het maatschappelijk werk, geniet van het werk voor de VoorleesExpress. Mensen met verschillende achtergronden en leefwerelden komen hierdoor bij elkaar. “Veel mensen in Utrecht zijn nog nooit in Kanaleneiland geweest en kunnen zich de omstandigheden niet voorstellen waarin veel gezinnen hier leven. De verschillen zijn ook zo groot. Hier leeft een heel gezin in een ruimte die net zo groot is al de oppervlakte van een enkele slaapkamer, elders in de stad. Voor sommige vrijwilligers die als voorlezer beginnen, is het een volkomen onbekende wereld waar zij terecht komen; soms zijn zij geschokt wanneer ze voor het eerst geconfronteerd worden met de levensomstandigheden waarin kinderen opgroeien. Het bijeenbrengen van die verschillende achtergronden is een van de vele mooie kanten van dit project,” legt Sanne uit.“Maar het mooie is, in deze tijd dat we een wachtlijst hebben met vrijwilligers. Mensen willen dolgraag iets voor anderen doen en in contact komen met elkaar.”
Kinderen hebben een enorme baat bij het project. De samenwerking met scholen in de wijk is in de loop der jaren intensief geworden. Kinderen met taalachterstanden worden zo opgespoord. Ouders zijn blij met de komst van de voorlezer. Vaak worstelen zij met het Nederlands en kunnen zich in een bibliotheek niet redden. De vrijwilligers van de VoorleesExpress nemen hen mee naar de bibliotheek en stimuleren de ouders om zelf voor te lezen, desnoods in de eigen taal.
Wanneer ouders niet kunnen lezen en schrijven wordt hen geleerd met prentenboeken voor te lezen. Zij beschikken vaak wel over een grote vertelcultuur, en kunnen op die manier ook best taalspelletjes doen met hun kinderen. Na afloop van de twintig weken ontstaan niet zelden tussen de voorlezers en de gastgezinnen blijvende vriendschappen. De kinderen krijgen na het half jaar een diploma en weten de weg in de bibliotheek.
De bezuinigingen die alom worden doorgevoerd hebben vanzelfsprekend een groot effect op het welzijnswerk. De VoorleesExpress redt het nog. Bescheiden subsidies worden toegekend, al gelden zij steeds een jaar. Ook vanuit de verschillende fondsen wordt het initiatief nog steeds ondersteund maar kwetsbaar is het, zoals alles in crisisjaren. Aan het enthousiasme van Erin en Sanne doet het niets af, integendeel. Ze wijzen me op andere projecten die vanuit het kleine kantoor werden opgezet, “de Boer op” en “Schipper, Mag ik overvaren”. Met de Boer op werden kinderen uit Kanaleneiland in contact gebracht met boerderijen uit de omgeving; op verzoek van Rijkswaterstaat werd het project Schipper Mag ik overvaren ontwikkeld om het wederzijdse begrip te vergroten tussen de kinderen van Kanaleneiland en binneschippers die langs de kade van het Amsterdam-Rijnkanaal afmeren. Bij al die projecten gaat het om het verbinden van mensen.
Uren zou ik aan de gezellige tafel willen blijven praten maar ik moet verder. Ik neem afscheid en wandel de wijk in, naar het het Amsterdam-Rijnkanaal. Het regent; kinderen klauteren op een nieuw aangelegd veldje. Ze vertellen me dat ze niet op vakantie gaan.
Buiten Utrecht word ik voor het eerst op deze voettocht van de weg gereden, terwijl ik over de paralelweg wandel, langs de snelweg van Utrecht naar Arnhem. Een jonge vrouw, in een blauwe Peugot 107 rijdt zo hard, recht op me af dat ik geen tijd kreeg bang te worden; ze kijkt me een ogenblik aan. Terwijl ik weg spring, raakt ze me mijn arm. Ik draai me om, kijk haar na en zie dat je afslaat bij een camping, die ik eerder passeerde. Minuten later pas, breekt het angstzweet me uit.
Ik wandelde naar Odijk, een klein dorpje ten oosten van Utrecht. Aan mevrouw Hafkamp, een vriendelijke dame op een fiets, vraag ik de weg en we raken aan de praat. Wanneer ik haar over Kanaleneiland vertel, kijkt ze afwijzend maar wanneer ik vertel over de VoorleesExpress en de taalachterstand ter sprake breng, komt het gesprek echt op gang. Ze heeft haar leven in de verpleging gewerkt, blijkt geboren in Eijsden, Limburg en heeft een groot deel van het leven in Drenthe gewoond. Nu, in Odijk heeft ze het naar de zin, zeker, zegt ze.
En dan vertelt ze over een vriendin, die in een deftige plaats woont, waar heel dure huizen staan en de hypotheken hoo zijn. Die vriendin geeft bijles aan kinderen met taalachterstand, kinderen uit de hoogste kringen waarvan de ouders geen tijd hebben om voor te lezen of uberhaupt tijd hebben om iets met hen te doen. “Het is schrijnend,”zegt mevrouw Hafkamp, “dat ouders die zo hoog zijn opgeleid en zoveel verdienen hun kinderen verontachtzamen, zo dat ze zich nauwelijks ontwikkelen en binden.”
De volgende dag wandel ik verder, via Driebergen, Doorn en Amerongen naar Rhenen. In Driebergen passeer ik een monument van de katholieke priester en politicus Herman Schaepman; aan de overkant van de straat is een euro winkel. Je kunt hier tweedehands boeken vinden en een overvloed aan kleding, alles voor een euro per stuk. Blijkens waarschuwen aan de schappen zijn er nog mensen die boeken en kleren pikken. Dat wordt door de vrijwilligers in de winkel betreurt: de opbrengst komt ten goede aan gevluchte studenten.
Wanneer ik in Driebergen in een winkelstraat even uitrust op een bankje, passeert een mevrouw op een fiets. Ze steekt haar middelvinger naar me op. Waarom is me onduidelijk; misschien las ze net voor ze op de fiets stapte nog een oude Opzij.
Bij bakkerij de Koornaar in Doorn koop ik twee krentenbollen en Heuvelruggetjes, de specialiteit van het huis. De bakkerij is al in gebruik sinds 1885; meer dan dertig jaar is de bakkerij nu van de familie van Beugen.
Het is een lange, saaie weg richting Rhenen. Je ziet er veel villa’s met oprijlanen, kantoren van adviseurs en coaches, allemaal even indrukwekkend, allemaal even deftig en veelal gesloten. Onderweg denk ik aan de kinderen in Kanaleneiland waarvan de meesten niet of nooit met vakantie gaan, en aan de kinderen van de deftige mensen die niet worden voor gelezen.

Geef een reactie