Van Axel naar Koewacht…Op weg naar de grens.

Kats.- De ruiten van de bus die tussen Goes via Terneuzen naar Axel en Hulst rijdt, zijn zo smerig dat het vrijwel onmogelijk is om iets van de besneeuwde omgeving te zien. Bovendien is het te koud in de bus en rijdt de chauffeur zo hard en bruusk dat ikvoor de zoveelste maal in een bus van Connexxion, voor mijn leven vrees. In de loop van deze tocht heb ik evenwel geleerd dat het geen zin heeft me hierover zorgen te maken. Cees Nooteboom, de goede meester, herinnerde zich in zulke omstandigheden eens een briefje wat hij bij Fritzi ten Harmsen van der Beek in de keuken had zien hangen: ‘Zyt niet bezorgd om Uw leven.’

In Axel verlaat ik de bus; koop wat roggebrood en krentenbollen voor onderweg en wandel het kleine stadje ten zuiden van Terneuzen uit. Ik passeer juist een monument wat herinnert aan de strijd die Poolse soldaten hier in 1944 leverden om de streek van de Duitse bezetters te bevrijdden, wanneer mijn draagbare telefoon rinkelt. Cees Liefting belt. Of hij vandaag mee kan lopen… “Mijn agenda bepaalde ik werd veracht bij de zegening van de tunnelboor bij Sluiskilmaar daar zullen genoeg notabelen zijn”, zei hij, “Ze zullen me niet missen. Ik ga liever met jou mee.”
Dat telefoontje betekent een onverwacht geluk. Het is een koude winterdag en ook al is de omgeving bedekt onder een dikke laag sneeuw, licht zal het niet worden. Ik verwachtte onderweg naar Zuiddorpe en Koewacht niet zoveel mensen te ontmoeten; het zou een dag worden, zo verwachtte ik, van stille gedachten en verloren woorden. Maar het telefoontje van de wethouder veranderde plotseling de kleur en de toon van de dag.
Cees was een aantal jaren geleden de eerste die me wees op de gevolgen van de teruggang van het aantal inwoners in Zeeuws Vlaanderen. Het zou, zei Cees me, steeds moeilijker worden om voorzieningen in stand te houden. Oudere mensen die met de verkoop van hun woning hun pensioen zouden garanderen, zouden dat niet meer kunnen. Het aanbod van woningen in de streek werd te hoog; oudere, slechtere woningen zouden verkrotten.
Onderweg naar Zuiddorpe vertelde Cees dat de instroom van kinderen op de basischolen binnen de gemeente Terneuzen dit jaar met 150 leerlingen is gedaald. Dat getal wordt vanzelfsprekend verdeeld over de dertien dorpen en de verschillende dorpen die bij Terneuzen horen, maar de financiering van het onderwijs wordt door den Haag gebaseerd op het aantal leerlingen; niet op de betekenis van onderwijs voor een gemeenschap. En honderdvijftig leerlingen minder betekent derhalve op een jaar tijd één school minder in het basisonderwijs van Terneuzen. “Om die reden,” zegt Cees, “pleit ik altijd niet voor minder maar voor beter.”

Cees Liefting vertelt dat hij bij de sanering van het onderwijs goed wordt geholpen door het Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland, een commercieel onderwijskundigadvies bureau. “Zij hebben ons goed geholpen met het zoeken naar mogelijkheden om het onderwijs ook in deze moeilijke fase te garanderen. Het betekent soms het sluiten van scholen maar tegelijk het openen van nieuwe, verbrede scholen.” Cees is verbaasd over mijn kritiek op het RPCZ. “Ik heb hen ervaren als bondgenoten.”
Dat is goed te horen, antwoord ik. Dan blijft alles in evenwicht. Maar ik handhaaf mijn kritiek op de notitie van het RPZC dat kwalitatief goed onderwijs alleen gegeven kan worden in grote scholen en dat het daarom gerechtvaardigd is om kleine scholen te sluiten. “Als de kwaliteit van onderwijs niet in orde is, moet je zorgen dat je de kwaliteit op orde brengt,” zeg ik onderweg, “Dan sluit je geen school. Als je een school wilt sluiten omdat het te duur is, moet je dat eerlijk zeggen. Wij hebben in Kats decennia lang een geweldige school gehad, die een specifieke rol speelde in de opvoeding van de kinderen en in het ontwikkelen en stimuleren van de gemeenschap. Die aspecten tellen niet voor het RPCZ; zij richten zich, onder druk van het college van B&W van Noord Beveland, alleen op simpele, negatieve gegevens. De betekenis van kleinschalig en kwalitatief goed onderwijs op maat van ieder kiund, spelen geen enkele rol in de discussie. Ik blijf strijden voor die waarden van de Katse school en de betekenis er van voor de gemeenschap, niet alleen van en in ons dorp, maar ook als een veilige en vertrouwde omgeving voor kinderen die in de grote steden tussen wal en schip dreigen te vallen.”

In Zuiddorpe, het schoonste van alle dorpen in Zeeuws Vlaanderen, vinden we aan het dorpsplein een restaurant waar we een kopje tomatensoep bestellen. Op dat moment komt Louis van der Hooft binnen, de meester wemaster van de PvdA afdeling Terneuzen. Hij maakt na de soep snel en vaardig een gefilmd interview en zorgt er voor dat het nog diezelfde middag op te website te zien en te horen is.
Cees en ik wandelen verder van Zuiddorpe richting Koewacht. Daar spreken we een juf en een moeder aan die na de schooltijd de kinderen helpen bij het oversteken. De juf nodigt ons uit voor de koffie met het schoolteam. Dat geeft Cees, die ook wethouder van onderwijs is, de mogelijkheid om me nde brede, vernieuwde school uit het begin van de vorige eeuw te laten zien. “Het was een prachtig en ruim gebouw,” vertelt Cees, “en we wilden het renoveren en om bouwen tot een brede school en dat hebben we gedaan. De kinderopvang, het consultatiebureau, de basisschool, de bibliotheek een een hangplek voor de jongeren van de streek zit hier allemaal bij elkaar. En juist omdat we al die functies hebben geconcentreerd kunnen we ze handhaven.”
In de lerenkamer zitten allemaal juffen, jong en oud door elkaar. Schoolmeesters zijn er niet meer; niet in de grote steden, niet op het platteland. De overheid en onderwijskoepels doen er niets aan om het belang en de betekenis van een schoolmeester te onderstrepen. Integendeel; minachting in beloning en gebrek aan waardering geldt het eerzame en onvervangbare beroep van ‘meester’. De juffen erkennen dat gemis maar stellen er ook geen vragen meer over. “Er is een jongen die hier stage heeft gelopen,”zegt een van de dames, “de rest waren vrouwen.”

Een van die meiden vertelt opgetogen dat zij voor een volgende staged naar Surniame gaat. “Een stage van vijf maanden; anderen gaan naar Zuid Afrika of Noorwegen. Ja, dat is iets waar we ons op verheugen. Ik ga met en leuk ploegje naar Suriname; samen in een huis.” De oudere juffen lijken niet vreend van jalouzie. “Wij konden alleen maar naar de school om de hoek om het vak te leren,”merkt er eentje op.
Ook deze school, de vlaswiek, ondervindt de gevolgen van het teruglopend aantal leerlingen. Dat komt enerzijds door het afnemend aantal geboorten; anderzijds door het veel goedkopere en volediger onderwijs net over de grens. In Vlaanderen kunnen kinderen van af het tweede jaar naar de kinderopvang voor 75 cent per dag, maaltijden incluis. In Nederland kost die opvang gemiddeld zeven euro per dag…
“De faciliteiten in Vlaanderen zijn lang niet zo goed; de gebouwen vaak oud en vervallen maar de prijs geeft toch echt de doorslag. En mensen vinden het onderwijs beter, over de grens.,” zegt een van de dames.
Cees en ik nemen afscheid en lopen even verder, tot aan de grens. In de Eerste Wereldoorlog liep hier een electrische draad die het vluchten en smokkelen moest tegen gaan. Nu rest alleen als herinnering aan de grens de grote witte paal, naast een frietkot. De slagboom is weg maar de grens gebleven. En dat zal zo blijven, zegt Cees, en zo lang de grens er is zijn er aan de ene kant voordelen, aan de andere kant nadelen. Daar goedkope benzine, goedkoop onderwijs, goede zorg en hier goedkopere huizen en mooiere voorzieningen.
(wordt vervolgd)

1 reactie

Geef een reactie