Almere – Zeewolde. In eerste instantie had ik geen etappe van de voettocht door Flevoland gepland. Wat zou ik daar moeten doen, te voet, in dat uitgestrekte polderland waar boerderijen zover uit elkaar liggen, dacht ik. Maar Flevoland is ook de dynamiek van Almere en de omgeving waar een balans ontstaat tussen landbouw en natuur…. Redenen genoeg om boven Naarden af te buigen en het nieuwe land op te zoeken.
Almere is een nieuwe stad waar nu bijna 200.000 mensen wonen. In 1976 werden er de eerste woningen opgeleverd. De stad ligt in de zuid westelijke hoek van de nieuwe polder, in vogelvlucht op een op een zuchtje van Amsterdam IJburg. De bedoeling is dat de ontwikkeling van Almere de overbevolking en drukte van de noordelijke Randstad ontlast.
Almere heeft een spectaculair nieuw centrum, beschikt over ongelooflijk veel stedelijke voorzieningen en is ingebed in een landelijke en waterrijke omgeving. De reputatie van de stad is niet zo gunstig; Almere is in de ogen van velen een saaie slaapstad, met weinig dynamiek. Dat was in de eerste vijf en twintig jaren van Almere ongetwijfeld waar.
Projectontwikkelaars en woningbouwcorperaties bouwden woningen die allemaal op elkaar leken en die te duur waren, of te goedkoop. Het verval van in die wijken is nu al zichtbaar, bleek toen ik met het Amsterdamse deelraadslid Otto Rechlin door de Muziekwijk wandelde. We deden het winkelcentrum tegenover het station Muziekwijk aan; spraken met drie jonge jongens die op een bankje zaten, geen werk hadden en droomden van een toekomst, zoals de Titaantjes van Nescio. Een van de jongens wilde rapper worden en een ander automonteur. De middelste van de drie had geen vast omlijnd idee maar manager van zijn vriend die rapper zou worden, wie weet.
We wandelden in de richting van het Homeruskwartier, een nieuwe wijk volop in ontwikkeling. Daar zouden we Adri Duyvesteijn ontmoeten, geestelijk vader van de Homeruswijk en verantwoordelijk wethouder. “De Homeruswijk zal je aanspreken”, had hij me telefonisch al gezegd. In de Homeruswijk mogen burgers zelf hun huis bouwen of laten bouwen.
Voor iedere Vlaming of Waal is dat een vanzelfsprekendheid maar voor Nederland schuilt achter dat ene zinnetje, burgers mogen zelf hun huis bouwen, niets minder dan een revolutie…. Wat is hier aan de hand?
Die monopolies vloeien voort uit de ontwikkeling van de Nederlandse volkshuisvesting die steeds sterk is gericht op institutionele partijen, zoals woningbouwcorporaties. Maar toen in 1989 het marktdenken in wetgeving werd omgezet, kregen projectontwikkelaars vrij baan. Zij slaagden er in, al dan niet speculerend op toekomstige bestemmingsplannen, landbouwgrond voor een appel en een ei in bezit te krijgen. Wanneer vervolgens een gemeente wil uitbreiden en grond wil uitgeven staan projectontwikkelaars op de eerste rij en bepalen wat waar gebouwd gaat worden. Eindeloze rijen geschakelde, identieke huizen zijn er van het gevolg; de prijsvorming van huizen wordt niet door de markt van vraag en aanbod bepaald maar door macht en monopolies.
Wanneer Otto en ik onder een spoorweg door wandelen en in de verte een open vlakte zien met hier en daar plukjes huizen, naderen we een nieuwe wereld. Is dit het kwartier van Homerus? Het blijkt zo te zijn en het is voor het eerst tijdens deze voettocht dat ik het geluid hoor van een bouwerij. Een niet een bouwerij, nee overal waar je ook kijkt worden huizen gebouwd, worden wegen aangelegd en zelfs een park. Hier is geen sprake van crisis, integendeel.
We wandelen op het gemakje de open vlakte in en voor we ons goed en wel kunnen oriënteren, komt wethouder Adri Duyvesteijn er aangereden. Hij is de motor en geestelijk vader van deze revolutie. “De gemeente Almere,”vertelt hij, “is eigenaar van de grond en wij kunnen dus ook bepalen wat er in deze wijk wordt ontwikkeld. Wij hebben er voor gekozen om burgers de wijk te laten bouwen. Dat levert een ongelooflijk veelzijdige wijk op, met mogelijkheden voor iedereen, voor iedere beurs. Doordat de mensen zelf bouwen, scheelt het al 60.000 euro per woning die anders als overwinst naar de projectontwikkelaar zou gaan. Niet als winst, nee, overwinst. Bovendien zien we een veelheid aan stijlen en mogelijkheden en worden er kwalitatief betere huizen gebouwd omdat niet de winst van de projectontwikkelaar maar het woongenot van de burger centraal staat.”
Het bijzondere van alles is de enorme diversiteit die ontstaat in de wijk. Overal zien we kleine aannemers aan de slag in plaats van de grote bedrijven. Vakmanschap en kwaliteit springen in het oog. De gemeente heeft speciale regelingen ontworpen waardoor ook mensen met een kleine beurs een huis kunnen bouwen. Met een minimaal inkomen van 20.000 euro per jaar kan je zo al terecht. Jonge mensen organiseren zich en laten gezamenlijk starters woningen bouwen, ieder naar eigen smaak en idee. In het centrum van de Homeruswijk worden kleine winkels en bedrijfsruimten gebouwd, voor de bakker, de fysiotherapeut en de groenteboer. Voor grote bedrijven en institutionele beleggers, voor grote supermarkten is in Homeruskwartier geen plaats. Bouwen in plaats van voor mensen door mensen.
Overigens valt dat niet altijd mee: er was een meneer en die wilde graag een zwarte doos op een witte voet als woning en geen ramen in de gevels. Ambtenaren, met het bouwbesluit in de hand, wezen dat idee af. Ieder huis moet nu eenmaal ramen hebben. “Ik was het met die afwijzing niet eens,” vertelt Adri terwijl we door de wijk wandelen en van de ene verbazing in de andere vallen. “Als men dat nou wil, en het technisch heel goed kan door lichtinval van bovenaf en met ramen die even zwart zijn als de gevel maar waardoor je wel naar buiten kan kijken? Wat is dan het bezwaar? We hebben alsnog toestemming gegeven voor de bouw. Het enige waar we naar moeten kijken is naar de veiligheid van de constructie en of het past in contouren van de wijk. Maar de zwarte doos staat en er woont een succesvol uitvoerend producent van speelfilms.”
Adri Duivesteijn glimlacht bescheiden. “Ik word hier gelukkig van,” zegt hij, “de diversiteit van de woningen is een kwaliteit voor de stad en het organiseert de gemeenschap als van zelf. Er is voor iedereen ruimte en plaats en iedereen doet mee naar vermogen, naar smaak.”
We nemen afscheid; Adri gaat gauw weer aan het werk; Otto keert terug naar Amsterdam en ik ga verder met mijn tocht, vol goede moed.
Jan, Prachtig verslag aan dag die mij leerde waarom ik bij de PvdA zit.
Hier nog even mijn eigen verslagje: 108. Jan Schuurman Hess en Adri Duivesteijn tonen de sprankelende PvdA. Eén opmerking: spelfoutje in mijn naam: Otto Reuchlin (met ‘eu’; ook al zijn wij beiden een beetje eurosceptisch…)