Kop zonder Kip of de eerste etappe 6 februari 2011, derde en laatste deel

Kop zonder Kip.

Woensdag voor het vertrek, spreek ik enkele medewerkers van Emergis, de psychiatrische instelling in Zeeland. Jammer genoeg willen de medewerkers alleen maar in anonimiteit spreken; zo zeer zijn zij bevreesd voor hun baan. Twee van de drie mensen die ik spreek, werken al meer dan twintig jaar bij Emergis. Financieel gaat het niet goed bij Emergis; er zullen wellicht mensen worden ontslagen. Bovendien speelt binnen Emergis een sociaal conflict; het sociaal akkoord wat door de directie aan het personeel werd voorgesteld, werd vrijwel unaniem afgewezen.

Maar verder… hoe gaat het in de praktijk? Worden er drugs gedeald binnen de instelling, stel ik aan het begin van het gesprek. Daarover hebben in het verleden berichten in de Provinciale Zeeuwse Courant gestaan. Ja, dat wordt bevestigd. Er worden nog steeds drugs verkocht op het terrein en blowen wordt gedoogd.
Maar het is toch de bedoeling dat men hier van zijn of haar verslaving af komt?
Ja, ook dat wordt bevestigd… maar zo lang drugs gedoogd worden in de samenleving, zullen er verslaafden zijn, en zal er gehandeld worden, ook in een instelling als Emergis, leggen de drie geduldig uit.

De medewerkers bevestigen dat afdelingen langs en naast elkaar werken. Collega’s zijn feitelijk concurrenten, die hun best moeten doen om cliënten te binden, en hen te laten werken. De concurrentie tussen de afdelingen maakt het voor de directie makkelijk, menen de medewerkers. “Verdeel en heers. We zeggen wel eens: vroeger kon je wel eens werken als een kip zonder kop; nu werken we als een kop zonder kip. Het gaat alleen maar om de managers, die van alles verzinnen, maar er is niets en niemand meer om iets te doen, om zorg te bieden. De buitenkant is prachtig in Emergis, maar als het om mensen gaat, gaat het om meer dan om de buitenkant. Zeker hier.”

“Ik werk hier nu 24 jaar,” vertelt een van de geëmotioneerde vrouwen. “Ik heb de zorg zien verdwijnen. Mensen worden nu alleen nog maar aangesproken op dat wat ze kunnen, maar voor hun noden is geen aandacht. Ik zal een voorbeeld van daag geven. Bij mij werkt een oudere man met een zekere vorm van autisme. Hij heeft een persoonsgebonden budget, en weet dat hij nog spaargeld heeft op zijn rekening. Nu is zijn fiets stuk gegaan, en wil hij een nieuwe kopen. Daar heeft hij geld voor, maar degene die zijn budget beheert, geeft geen thuis. De man is niet dom, hij weet dat hij het kan betalen, maar nu kan hij zijn fiets niet kopen. En zonder fiets kan hij niet naar zijn werk hier, op Emergis, komen. Als hij niet naar zijn werk komt, verliest hij zijn persoonsgebonden budget en valt terug op de bijstand. De nieuwe fiets is dus voor de man een hoofdzaak; zijn gedachten malen en zo wordt het een obsessie. Ik kan het probleem van het beheer van zijn geld niet op lossen, maar door even met hem te gaan wandelen, verzet hij zijn gedachten en kan hij even ontspannen. Daardoor doorbreken we even zijn cirkel, en herstelt zich een balans. Maar dat kleine beetje wandelen, dat mag niet meer. Dat wordt niet vergoed door de zorgverzekeraars; dat zijn de managers.”

Een van de vrouwen legt haar arm op de mijne. “Zo gaat het verkeerd,”zegt ze, “het economisch denken is van groter belang dan het menselijk aspect. Uiteindelijk raakt de samenleving als geheel daardoor uit balans.”

Als ik hen vraag hoe dan wel, is de reactie een milde glimlach. “Geef ons onze waardigheid terug,” antwoord een van de vrouwen. “Waardigheid en menselijkheid. Daar moet het om draaien in de zorg, niet om geld, niet om tijd.”
Onderweg naar Rilland is een stormachtige koude wind metgezel. In de polders ten oosten van Yerseke wordt wandelen worstelen. Uitgeput nader ik Oostdijk, halverwege de middag. Het is een eind naar Rilland, acht, negen tien kilometer, ik weet het niet meer. Ik drink wat water en bewaar nog steeds mijn mandarijntje, voor als het echt niet meer verder gaat…

De rugzak doet steeds meer en meer pijn. Ik durf hem eigenlijk niet meer van mijn rug te halen, met de vrees daarna niet verder te kunnen. Voorbij Rilland Stationsbuurt zie ik een vangrail langs de weg, en een muurtje. Daar durf ik even tegenaan te leunen en de rugzak te laten zakken. Ik drink mijn flesje water op, en eet mijn mandarijntje…. Zo heerlijk. Het laatste stukje, naar Rilland, naar Wim van Gorsel. Net voor ik een gevaarlijk viaduct en toegangsweg tot de snelweg over moet, rijdt Wim me tegemoet. De laatste paar honderd meters in een auto. Het is een heerlijk gevoel.

Wim van Gorsel ken ik al heel wat jaren; we zitten samen bijna even lang in het bestuur van de stichting de Levende Delta, de club die zich in zet voor een evenwichtige dynamiek in het Zeeuwse landschap. Wim is akkerbouwer, en heeft grenzend aan zijn land, een Shell benzinepomp. Vanaf de snelweg, vlakbij Rilland, zie je het Shellstation zo liggen. Wat is nu het verband tussen het akkerbouwbedrijf van Wim, zijn benzinepomp, en de zorg voor het milieu?

Aan de keukentafel legt Wim dat uit. En dan begin je zoals dat hoort bij het begin, bij de inpoldering van de Reigerbersche Polder in 1776. Zijn voorouders boerden in die tijd al op Tholen, maar hadden belangstelling voor de nieuwe grond. De eerste 25 jaar werd benut om de grond te cultiveren, en de productie op gang te brengen en in 1805 werd de akte getekend waarmee het akkerbouwbedrijf van de familie van Gorsel in de polder bij Rilland bevestigd werd. Het bedrijf kent kunt een oppervlakte van 65 hectare; vier hectare daarvan is bestemd voor de productie van koolzaad.
Wim van Gorsel: “Twintig, dertig jaar geleden kenden we de enorme productie overschotten, de melkplas, de boterberg, de tomaten in overvloed. Die overvloed was in de hele wereld, en wat je als boer probeert, wetende dat de Europese subsidies worden afgebouwd, is de markt voor de producten te verbreden. Dat gebeurt natuurlijk in de eerste plaats door de verwachte groei van de wereldbevolking, maar er zijn meerdere aspecten. We weten ook dat de voorraden van traditionele grondstoffen, olie en gas, voor de energie productie eindig zijn. Je kunt overschotten tegen gaan met het braak leggen van land, maar voor een boer is dat onwezenlijk. Je bent boer om gewassen te telen, en bovendien rentmeester van het land, om het te kunnen doorgeven aan een volgende generatie. Ik heb gezocht naar een nuttige besteding van de overschotten en reststromen op mijn bedrijf. Omdat ik in de jaren negentig begonnen was met de benzinepomp wilde ik de cirkel rondmaken, met de productie van duurzame biodiesel.”

Die wens is uitgekomen. Wim van Gorsel is de eerste boer die duurzaam geproduceerde biodiesel in zijn eigen bedrijf kan verkopen. Bovendien is hij nauw betrokken bij de certificering van duurzaam geproduceerde biodiesel. “Die certificering is van groot belang,“ legt Wim uit. “Het biedt een wereldwijd geldende standaard en garantie dat producten duurzaam geproduceerd worden, en dus niet ten koste gaan van de voedselproductie.”

De biodiesel van Wim is een van die vele nieuwe, hoopvolle initiatieven die op het platteland ongemerkt plaats vinden. Even verder op, in het kassengebied in de Bathpolder is ook iets aan de hand, de Groene Poort. Maar daarover later meer.

Geef een reactie