Op het Clusius College in Hoorn (MBO) spreek ik met Frank Mol, teamleider. Hij is afkomstig uit het bedrijfsleven en maakte zeven jaar geleden de overstap naar het onderwijs. “Dit geeft me meer voldoening; onderwijs is mensenwerk,” zegt Frank. “Ik vind het leuk om het onderwijs zo goed mogelijk te organiseren.”
De bezuinigingen en tijdelijke maatschappelijke voorkeuren hebben een voortdurende invloed op het onderwijs van deze ‘groene’ school in Hoorn, legt Frank Mol uit. Die invloeden leiden af van waar het echt om gaat, namelijk goed onderwijs. Nu zijn duurzaamheid en ondernemerschap de thema’s die kenmerkend zijn voor de tijdgeest. Terwijl op het algemene budget wordt gekort, zijn er voor projecten rondom deze thema’s weer wel potjes met geld beschikbaar. “Op die manier probeert iedereen een beetje te scoren via het onderwijs,” vertelt Frank, “terwijl het maar de vraag is, wat het rendement is van die tijdelijke projecten. Daarmee wordt het onderwijsbudget feitelijk ongunstig belast.”
Een ander fenomeen waarmee de school wordt geconfronteerd is wat Frank het verwende-kinderen syndroom noemt. Kinderen waarvan de ouders nauwelijks tijd of zin hebben om op te voeden en het nalaten om grenzen te stellen. En terwijl hij daarover spreekt komt een collega, enigszins ontdaan, het kantoor binnen. “Ik had er weer zo eentje, een meisje…Brullen, tekeer gaan, met de deuren slaan,” vertelt ze.
Er wordt gelijk werk van gemaakt; de lijnen op deze school zijn kort; de thuissituatie van de leerlingen en ouders zijn bij de school bekend. “Uiteindelijk hebben leerlingen behoefte aan duidelijkheid, aan respect en structuur,” besluit teamleider Frank Mol.
Anton Aker tref ik tijdens de pauze in de kantine van de school. Die kantine werd onlangs opnieuw in gericht, door leerlingen en een docente Styling, met vrolijke kleuren, gezellige tafels en mooie lampen.
Anton is docent commercieel ondernemen; een echte West-Fries. “Ik ken de bedrijven waar die jongens vandaan komen. Ik kom zelf ook uit zo’n gezin. We houden hier van flink aanpakken; als je een uurtje vrij bent, ga je op het bedrijf aan de slag. Het is een nuchter, hardwerkend volk, altijd op zoek naar nieuwe mogelijkheden. En wat zo leuk is, is dat iedereen de school kent, en zich ermee verbonden voelt. Als ik een mail-berichtje met een verzoek voor de school stuur naar een oud student, die hier acht jaar geleden is afgestudeerd en nu een bedrijf heeft in Kenia, krijg ik dezelfde dag antwoord. Dan weet je dat het goed is.”
Riet neemt me mee door klassen, door de werkplaats waar leerlingen leren om trekkers en andere landbouwwerktuigen te repareren, door de ateliers van de meiden van styling en de groepen die een recreatieopleiding volgen. Na hun opleiding kunnen ze aan de slag in maneges, in recreatiecentra, sportklassen en andere vrije tijdsbedrijvigheid. Wanneer ik hen vertel over mijn voettocht en uitleg dat ik zo dadelijk naar de uitslag van de leiderschapsverkiezingen van de Partij van de Arbeid ga, vraag ik of ze nog een boodschap of een vraag hebben voor de nieuwe politiek leider. De leerlingen van de klas vertellen dat ze vaak lange, dure reizen maken naar school en wanneer ze nog geen 18 jaar zijn, moeten hun ouders die kosten zelf opbrengen, tweehonderd, tweehonderdvijftig euro per maand, zo maar. Waarom krijgen studenten aan een universiteit of een HBO instelling wel een gratis Openbaar Vervoer kaart en leerlingen in het middelbaar beroeps onderwijs niet? Ik beloof de vraag door te geven.
Daarna neem ik afscheid en ga op zeg naar Amsterdam. Bij het busstation in Hoorn hangen drie jongens in een bushokje. Ze roken een joint. Ze zouden eigenlijk op school moeten zijn, erkennen ze, op een ander ROC in Hoorn, het Horizon college. Waarom dan in een bushokje een joint roken, vraag ik. “Het is beter om te blowen,” zeggen ze, “dan om te drinken.” Twee van de jongens beweren in een voorbereidende sportklas te zitten; de derde, verscholen achter een grote donkere zonnebril, doet handel en economie, op niveau 1. Wanneer ik hun naam vraag, geven ze idiote antwoorden. “Schrijf niet over ons,” zeggen ze. “We zijn er niet.”
In de Rode Hoed, een debatcentrum ooit opgezet door Huub Oosterhuis, wordt de uitslag van de leiderschapsverkiezingen bekend gemaakt. Een half uur voordien is het al een drukte van jewelste. Tientallen journalisten zijn op de persconferentie af gekomen; cameraploegen stellen zich op, achterin de zaal en buiten op straat staan verschillende satellietwagens. De vijf verschillende kandidaten met hun campagneteams en medewerkers van het partijkantoor en de Tweede Kamerfractie zijn allen nog onwetend omtrent wie er gewonnen heeft.
De leiderschapsverkiezingen hebben veel meer dan in het verleden enthousiasme opgeroepen. De verschillende debatten, overal in het land, hebben veel aandacht en democratische dynamiek in de partij veroorzaakt. Open, vrij, en toch ook verbonden, werden debatten tussen de verschillende kandidaten gevoerd en kwamen de onderlinge verschillen voor het voetlicht. Overal werd je aangesproken; iedereen zag opeens de kracht van de sociaal democratie.
Om precies vijf uur maakte partijvoorzitter Hans Spekman bekend dat Diederik Samsom in een ronde met een overtuigende meerderheid werd verkozen tot politiek leider van de Partij van de Arbeid en fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Diederik hield een korte, krachtige toespraak waarin hij vertelde dat hij zijn best wil doen om de publieke sector terug te geven aan de burgers en het gevecht wil aangaan met het kabinet van Mark Rutte.
Na de bijeenkomst reisde ik terug naar Zeeland en bedacht me dat mijn gastvrouw die ochtend ‘sterke mannen zoals premier Monti in Italië’ aan de macht wilde, ook in Nederland. Sterke mannen, direct verbonden aan de Europese Unie, ontberen wezenlijke democratische tegenmacht. Daarin ligt geen kracht, maar juist zwakte, en dat is precies het probleem van de Europese Unie: zichtbare, tastbare tegenmacht ontbreekt.