airco in de koelkast en voetbal op zondag, tweede deel. (24 st etappe Meppel Hoogeveen Coevorden)

Hoogeveen – Coevorden

Vrijdagochtend vertrek ik vroeg uit het hotel in Hoogeveen en besluit een ontbijt te nemen in de plaatselijke Hema. Ik ken Hoogeveen niet en toen ik er donderdagavond arriveerde was het donker, koud en onaangenaam. Ik zie op weg naar het centrum kantoren van TVM verzekeringen en Univé en ergens een beeld van twee scheppende arbeiders, ‘Gebouwd op water’.

Hoogeveen won enkele weken geleden de wedstrijd van mooiste binnenstad van Nederland; Goes werd in die competitie verslagen. Hoe zou zo’n mooiste binnenstad er uitzien, denk je dan onbewust. Wat zouden de criteria zijn, en wie bepaalt wat mooi is in een binnenstad? Ik heb  geprobeerd om met Drentse sociaal-democraten in contact te komen; heb geschreven en getelefoneerd maar vooralsnog zonder enig resultaat. Ook van die kant dus geen uitsluitsel over de schone binnenstad.

Op dit vroege uur zijn er weinig mensen die wel wat uitleg kunnen geven. Bij de Hema echter is het druk; veel jonge en oude dames doen zich tegoed aan het goedkope ontbijt, een afgebakken broodje met gebakken ei en spek, een warme croissant met jam en een kopje koffie voor een euro. Het is een gekeuvel van jewelste; de dames hebben grote tassen bij zich, alsof er gehamsterd moet worden. Sommigen nemen zelfs tweemaal een ontbijt.

Een wat oudere heer, die het tafeltje naast me bezet, spreek ik aan over de verkiezing van mooiste binnenstad. “Niemand in Hoogeveen begrijpt het, meneer. Wat is er mooi aan Hoogeveen? Wat winkels aan een brede autovrije straat, en café’s waar vaak gevochten wordt. Wat we wel leuk vonden is dat het gemeentebestuur van Goes ons koeken heeft bezorgd. Vreemde koeken, maar een leuk gebaar.”

De oudere heer vertelde dat hij oorspronkelijk uit Rotterdam komt, en na zijn pensionering met zijn vrouw naar Drenthe is gekomen. “Het maakt mij niet uit waar ik woon; hier is het rustig. Driekwart van de mensen in onze straat is ouder en komt uit de Randstad. We hebben hier een groenteboer en een slager en we kunnen heerlijk fietsen. Dat is het aardige van Hoogeveen, meneer.”

Ik meen me te herinneren dat de Goese wethouder Jo-Jannes de Bat bolussen meegenomen had. Dat zullen de vreemde koeken zijn gewees. Mijn koffie is op. Coevorden is nog een eind weg. Het is tijd om op pad te gaan. Ik wens de oude heer een aangename dag en neem mijn rugzak op.

In één van de buitenwijken van Hoogeveen ontmoet ik drie werkmannen van de plantsoenendienst, Harry (45), Toon (60) en Daan (52), de drie musketiers. Ze kunnen me de weg naar Coevroden precies vertellen, een mooie route. Ik probeer de aanwijzingen te noteren: bij Hollandsche Veld, voorbij het kerkhof, door het bos, richting Nieuwlande. Rechtdoor, linksaf, rechtsaf, rechtdoor, linksaf, rechtsaf… ik kan het helemaal niet meer volgen, maar dat is niet erg. Voorlopig weet ik waarheen. Hebben jullie al last van de bezuinigingen bij de gemeente, vraag ik. Niet echt, vertellen de drie musketiers. “Onderhoud is onderhoud. Dat moet toch gebeuren.”

Harry, Toon en Daan zijn bezig met het snoeien van de uitlopen op de bomen en het kanten van het ras, werk dat nu moet gebeuren. Maar om hen heen, bij familie en vrienden zien ze het wel, de gevolgen van de crisis. “De crisis is  steeds meer willen van minder. En fusies”, zegt Toon, de oudste van de drie, “fusies kosten veel geld, ze kosten veel banen en vervolgens blijft het werk liggen. Dat weet iedereen. Het werk wordt niet meer gedaan.”

Hij vertelt over een zwager die in zo’n fusieproces terecht kwam. Hij verloor zijn baan, en daarna? Een ander familielid werkt bij Defensie en wordt daar aan het werk gehouden. “Er wordt bij Defensie ook bezuinigd en gereorganiseerd. Er moest een kazerne sluiten. Hij moet nu wekelijks naar Wassenaar om iets weg te brengen en het daarna weer mee terug te nemen. Zo blijven ze bezig; het werk wordt niet meer gedaan.”

Maar de drie musketiers kunnen niet de hele ochtend blijven praten. We moeten allemaal weer verder; ik ga in de richting van Hollandsche Veld. De drie musketiers geloven niet dat ik het ga halen naar Coevorden; het is te ver, denken ze.

Hollandsche Veld is eigenlijk een lange straat waaraan aan weerszijden boerderijen liggen, en vrijstaande woonhuizen. Bij een van de eerste boerderijen herinnert een grote steen aan de opstand in 1963 van vrije boeren tegen het gedwongen lidmaatschap van het Landbouwschap. De boeren werden gedwongen lid te worden van het Landbouwschap en dat werd door velen om principiële redenen geweigerd. De opstand leidde tot een gewelddadige ontruiming van drie boederijen; één van de boerderijen ging in brand op. De plaatselijke boerenleider, Hendrik Koekoek, richtte zijn Boerenpartij op en wist zo, als eerste na de oorlog en gesteund door het dagblad de Telegraaf, een ‘tegenpartij’ naar de Tweede Kamer te leiden. Boer Koekoek bleef tot 1981 lid van de Tweede Kamer.

Ik volg de lange rechte weg door Hollandsche Veld. Links en rechts van de weg staan boerderijen en vrijstaande huizen. In de kern van het dorp zijn enkele winkels, een supermarkt, een bakker en een snackbar, maar nergens ontdek ik een kerkhof, zoals de drie musketiers me hadden aangewezen. De weg die ik na het dorp volg heet Rechtuit.

Ik heb Rechtuit gelopen, de ganse dag. Mensen ben ik niet tegen gekomen; wel passeerden af en toe auto’s, met hoge snelheid.

Het gebied, de Drentse veenkoloniën, is mij onbekend. Ik weet dat hier grote armoe moet zijn geweest, en dat mensen het veen hebben afgegraven, kanalen gegraven, en in de schamelste hutten woonden. Ik weet dat veel mensen hier niet oud werden, veertig jaar en niet veel ouder.

Het landschap is in cultuur gebracht, en ligt vaak lager dan de weg, of het pad waarover ik loop. Veel akkers zijn doorweekt en er is weinig verbeelding voor nodig om te zien dat moerassen zich zullen herstellen wanneer de mensen hier zouden weg trekken. Na Nieuwlande wandel ik door naar Dalerpeel, een volgend veendorp, in de 19e eeuw ontgonnen door Brabantse arbeiders uit de Peel. Opnieuw is hier weinig leven te ontdekken, geen winkels, geen bedrijven maar tot mijn groot geluk ontdek ik een aan een lagere school verbonden dorpshuis. Misschien kan ik daar een beetje water krijgen, of zelfs een kopje koffie.

Dat kan: water èn koffie. Ik word hartelijk ontvangen door Willy en haar dochter Marloes Olde. Willy is al dertig jaar beheerster van het dorpshuis annex café/gymzaal, maar, vertelt ze, terwijl de me koffie brengt aan de ronde tafel waar ik ben gaan zitten, de laatste jaren is het geen plezier. De gemeente (Coevorden) heeft een nieuw gebouw neergezet, waarin ook de basisschool is ondergebracht en een aantal andere functies zijn samen gevoegd. Dat is op zich te begrijpen, al had Willy voor het café/dorpshuis graag een aparte voordeur gehad, ergens in het gebouw. Maar het ergste is dat het pand niet functioneert. En dan ook echt niet. Er zijn miljoenen uitgegeven, maar het resultaat is rampzalig. De architect heeft niet willen luisteren naar de gebruikers; de welstandscommissie vond de voorstellen van de gebruikers van het dorpshuis niet mooi en wilde een andere uitstraling, met veel glas, een luchtverversingssysteem, airco, vloerverwarming en niks werkt, niks, of, als het werkt, werkt het verkeerd. De energierekening van het nieuwe dorpshuis is geëxplodeerd. “Het oude dorpshuis, een bruin café eigenlijk, was zo slecht dat we bij wijze van spreken kopjes koffie op tafel moesten neerzetten om de regen op te vangen. Echt waar. Bij dat oude, lekke gebouw hadden we een energierekening van laat ik zeggen duizend euro per jaar. Nu is dat drieduizend geworden, en het ergste is dat we moeten bezuinigen. We moeten alles zelf opbrengen, die kosten. De gemeente bezuinigt ook op de activiteiten voor ouderen; nou het gevolg is dat mensen thuis blijven. Ja, dat valt natuurlijk allemaal niet meer te betalen als je wilt meedoen aan koersbal, aan biljarten, of knutselen. Maar het ergste is dat alles verkeerd werkt; we hebben zelfs een kleine airco in de koelkast moeten zetten omdat die opwarmde in plaats van te koelen. Garantie? Welnee, iedereen die bij de bouw van dit gebouw betrokken was is inmiddels failliet, of dood.”

Willy en Marloes kunnen er gelukig hard om lachen; een airco in de koeling vindt Marloes wel het leukste. Ondertussen blijft Dalerpeel wel een mooi en fijn dorp, vinden moeder en dochter: een hechte gemeenschap met talloze activiteiten, met een feestweek, een fanfare en een drumband, een jeugdsoos, twee biljartverenigingen, een voetbalclb, een goeie touwtrekvereniging en, vanzelfsprekend, een mooie ijsbaan. En de omgeving is ook nog eens prachtig, vinden ze. Marloes zat op de sportacademie in Zwolle, maar heeft die studie afgebroken. “Ik vond het toch maar niks; ik zag me later niet hele dagen in een gymnastieklokaal werken. Nu zit ik op de Pabo en dat vind ik wel leuk; het liefst vind ik straks een baan hier in de buurt,wie weet wel in Dalerpeel; de basisschool heeft altijd tussen de zeventig en honderd leerlingen, ruim voldoende om in stand te blijven.

Willy loopt een eind met me mee op in de richting van Steenwijksmoer. “Vandaar is het niet ver meer,” zegt ze, “naar Coevorden.”

Ik wandel verder, langs de natte landerijen met de zwarte aarde. Vlak voor Steenwijksmoer, bij een boerderij zijn vijf jongens aan het voetballen. Een van de jongens roept me toe: “Hé meneer, ben je van een optocht?”

Ik schiet in de lach, leg de jongens uit wat ik aan het doen ben en geef hen elk een ansichtkaart van de voettocht, met daarop de kaart van Nederland. Daarmee zijn ze blij en kan ik weer verder. Mijn knieën doen pijn maar opeens lijkt Coevorden niet meer veraf.

Hé, meneer, ben je van een optocht?

Nog vijf kilometer.

Geef een reactie