Biervliet… Over verloren vertrouwen en een andere toekomst… (1)

Biervliet.- Vertwijfeld kijkt wetenschapper en akkerbouwer Rinco de Koeijer ons aan. “Ik begrijp niet waar de macht zit,” zegt hij. “Er worden door de overheid duidelijke afspraken gemaakt, zwart op wit, maar als het er op aan komt, kan niemand zich meer iets herinneren en worden alle afspraken aan de kant geschoven. Dan blijken er onzichtbare machten te bestaan die de besluitvorming leiden naar een punt waar aanvankelijk niemand naar toe wilde.”

Rinco de Koeijer werd opgeleid aan de universiteit van Wageningen en deed er na zijn studie wetenschappelijk onderzoek. Ook aan de universiteit van Norfolk in Engeland verrichtte hij wetenschappelijk onderzoek alvorens hij terugkeerde naar Aardenburg om samen broer de boerderij van hun ouders verder te zetten. Rinco is nu akkerbouwer. Hij was actief binnen de ZLTO, het agrarisch natuurbeheer en in de gebiedscommissie voor West Zeeuws Vlaanderen. Maar na de ervaringen in de gebiedscommissie met het plan Waterdunen hield hij zijn maatschappelijk engagement voor gezien. “Ik heb het opgegeven,” erkent hij. “We investeren elk jaar in ons bedrijf; dit jaar plaatsen we het dak van de schuur vol met zonnepanelen. Zo proberen we energie onafhankelijk te worden. Maar verder, nee. Ik weet dat het niet goed is, misschien maar het heeft, vrees ik allemaal geen zin. Ik weet niet welke macht waar zit maar men gaat een richting op die niet te keren lijkt.” Met mijn buurman en vriend Leen van Loon ben ik vandaag onderweg in Zeeuws Vlaanderen; samen strijden we met andere voor de Katse school, maar daarover later.

Rinco is niet de enige die zo tegen maatschappelijke ontwikkelingen aan kijkt. De winkelierster in Groede; de mevrouw op straat in Breskens, de priester, de cafébaas, de bouwvakker in Nieuwvliet… allemaal, dezelfde klacht: “Het heeft geen zin meer.” “Ik vind het erg.” “Ze doen maar…”
De situatie in en van Zeeuws Vlaanderen is bijzonder. Het is het meest zuidelijke deel van Zeeland, tussen de Nederlands-Belgische grens, de Noordzeekust en de Westerschelde zeedijk. De streek is bereikbaar door een lange toltunnel; het kost je vijf euro, enkele reis. Wie om wil rijden over Antwerpen is, vanuit Sluis of Schoondijke uren onderweg en misschien duurder uit dan door de tunnel. Zeeuws Vlaanderen wordt doorsneden door het kanaal gent – Terneuzen; aan weerszijden van het kanaal is een industriezone. Dow Chemical-Terneuzen is de belangrijkste werkgever en produceert in 18 fabrieken kunststoffen. Er werken ongeveer 1700 mensen bij Dow.

Langs het kanaal wordt met nogal wat Europese, nationale en provinciale subsidies geprobeerd om een ‘bio-based economie’ te stimuleren. Door overheden wordt gestimuleerd dat zich hier een kassengebied zal ontwikkelen.
In de kustzone is het toerisme van belang; de gehele kuststrook vanaf Breskens tot aan Cadzand-Bad staat in dienst van de recreatie. De rest van Zeeuws Vlaanderen is landbouwgebied en wordt doorsneden door al dan niet kunstmatig aangelegde natuurgebieden.

Al wandelend tussen Breskens en Nieuwvliet dacht ik na over de toekomst van het gebied. Wat zou je kunnen verzinnen om van het isolement van de streek om te zetten in een voorsprong? Hoe kun je op de lange termijn ook voor laag en middelbaar opgeleide mensen volwaardig werk verzekeren wat aansluit bij de mogelijkheden van de streek, even los van de ontwikkeling van en in de grote chemische industrie? Wat kun je doen om de zeedijken te beschermen die de bestaansgrond garanderen van de Zeeuws Vlamingen? Wat kun je verzinnen om de relatie tussen stad en het platteland te verbeteren en de kwetsbaarheid van beiden te verminderen? De stedelijke agglomeraties zijn, zo heb ik tijdens deze tocht vast gesteld, kwetsbaar door de volledige afhankelijkheid van de industriële voedselproductie en digitale en logistieke systemen. Het platteland daarentegen is op dit vlak minder kwetsbaar maar ontbeert dan weer voldoende volwaardige werkgelegenheid.

Stel je voor dat we m,n idee uit 2006 hernemen en van de zuidelijke helling van de Westerschelde zeedijk een coöperatieve zonne energie centrale zouden maken. Laten we eens uitrekenen wat dat kost en hoeveel energie dat zou op leveren. Waarvoor zouden we die extra-stroom kunnen gebruiken? Voor vervoer? Laten we denken aan snelle, compacte boten die Damen Shipyards zou kunnen ontwikkelen en bouwen, langs het kanaal of in Vlissingen. Stel je voor dat die boten een snelle dagelijkse dienst zouden kunnen verzekeren op de omringende grote steden: Antwerpen, Gent, Brugge, stadsregio Rotterdam . Zou je dan niet in verschillende dorpen in Zeeuws Vlaanderen kant en klare maaltijden kunnen maken en die onder een herkenbaar Zeeuws Vlaams merk kunnen verkopen in de stedelijke agglomeraties? Zo zou een alternatief kunnen ontstaan voor de kwetsbare industriële voedselproductie, en zorgt er bovendien voor dat de meerwaarde verdiend wordt in de streek en niet verdwijnt. Ga bij dit alles dan uit van het werk en zorg er voor dat de lasten en belastingen op eenvoudig werk worden weg genomen en het eenvoudig werk beter wordt beloond… Is het niet vreemd, eigenlijk onaanvaardbaar, dat arbeid zwaar belast wordt en kapitaal en kapitaalgoederen nauwelijks? In wiens belang is die situatie?

Zulke vragen en gedachten, uitgaande van de mogelijkheden en kwaliteiten van een streek of regio en gericht op de lange termijn, zou je voor elke regio kunnen bespreken, aanvullen, of verbeteren. Leen, Rinco en ik praten hierover aan de keukentafel wanneer Frank van Oorschot aanschuift. Frank is raadslid voor de PvdA in Terneuzen en zal vandaag onze gids zijn. De bespiegelingen over het idee voor Zeeuws Vlaanderen vraagt een ander platform dan hier aan de keukentafel. Het is mijn vaste overtuiging dat de mijn partij, vanuit het perspectief van de arbeid, van een toekomstbestendige economie en energievoorziening hierover zou moeten praten met alle betrokkenen, of, natuurlijk, over andere en betere plannen.
(wordt vervolgd)

Geef een reactie