30ste etappe: Laatste stappen in Groningen, eerste voet in Friesland – deel II

Op de doortocht door Friesland heb ik vanaf het eerste moment van de voettocht uitgekeken. Friesland heeft een bijzondere plaats in mijn hart; het heeft een eigen taal, een eigen cultuur, een sterke gemeenschapszin en een aangename, vaak bescheiden vorm van zelfbewustzijn. Friesland heeft een eigen theatergezelschap, geweldige dichters en schilders en een trots landschap. Verder, de Friese sociaal-democratie heeft een levendige traditie, een bijzondere geschiedenis en een eigen politieke richting waar ik me volledig bij thuisvoel. Bovendien vind ik er vrienden, en sinds enige tijd, meer dan dat… Maar daarover later ongetwijfeld meer.

Bertus brengt me naar Lutjegast, waar we met een ploegje van Friese sociaal-democraten, onder aanvoering van Tweede Kamerlid Lutz Jacobi bijeen komen. Bertus en Lutz hebben zich vanaf het begin enthousiast ingezet voor de voettocht en PvdA-ers opgeroepen om mee te doen, de komende weken ‘mei de kuiertocht’.

In Lutjegast ontmoeten we Rinze Eizema, raadslid in Tytsjerkstradiel, Anne de Vries, van de afdeling Kollumerland, Anne van der Heide uit Buitenpost en bestuurslid van de adeling Achtkarspelen en Lutz Jacobi. Terwijl we ons klaarmaken voor vertrek komt één van de buurtbewoners naar buiten gelopen, Bert van der Wouden. Hij werkt in de plaatselijke garage en vertelt ons over zijn zorgen. In de autobranche wordt nauwelijks meer iets verdiend, zegt hij. Bovendien is autorijden eigenlijk onbetaalbaar aan het worden; de nieuwste technieken en materialen gaan niet lang mee en moeten tegen erg hoge kosten worden vervangen, vertelt Bert. De auto’s worden aan steeds strengere milieueisen onderworpen, maar het effect ervan wordt door Bert weggewuifd. Wat heb je eraan wanneer een auto al na 100.000 kilometer op is, en weg kan dankzij al die milieueisen, vraagt hij ons. “Is dat dan duurzaam? Roetfilters zijn slechter voor het milieu dan iedereen denkt,” zegt hij stellig. Zijn argumentatie is eenvoudig; het gif wat zich in de roetfilters ophoopt, komt uiteindelijk toch in het milieu terecht. Je kunt het gif volgens Bert beter gelijkmatig loslaten in het milieu dan in één keer.

Vanuit Lutjegast gaan we op weg, richting Buitenpost. Het is voor het eerst dat ik met een ploegje oploop, wat een plezier, wat een voorrecht. Het maakt het wandelen zoveel lichter. Terwijl we naar Stroobos lopen realiseer ik me dat mijn medewandelaars Fries praten. Dat lijkt een idiote opmerking maar is het niet. Nu pas, voor het eerst heel bewust, realiseer ik me dat Fries de moederstaal is, en het Nederlands in feite de tweede taal. De vanzelfsprekendheid waarmee mijn Friese vrienden overschakelen naar het Nederlands verbaast me eigenlijk; in Vlaanderen en Brussel waar ik volwassen werd, heb ik geleerd dat je je eigen taal moet spreken opdat de ander dat ook kan. Het enige wat je moet kunnen en willen is de ander begrijpen. In het dagelijks leven in België, boven en onder de taalgrens, is die houding natuurlijk, zolang het niet de politiek en politici betreft. In Nederland zijn we ons er, vind ik, onvoldoende van bewust dat er in het koninkrijk meerdere talen gesproken worden, Fries in Friesland, Papiamento, Frans en Engels op de Antillen…

Wie scherp luistert kan het Fries goed volgen; ik geniet van de noordelijke klanken, die in de verte aan het Deens en Zweeds doen denken.

Bij de provinciegrens van Groningen naar Fyslan houden we stil en neemt Lutz Jacobi het woord. Ze steekt me een hart onder de riem, spreekt, namens haar partijgenoten, haar waardering uit voor mijn voettocht, op zoek naar ziel van de sociaal-democratie. En, voegt ze eraan toe, we zullen met meelopen door Fryslan, zoveel als mogelijk. De woorden van Lutz, moet ik bekennen, ontroeren me enorm.

In Stroobos, één van de acht kerkdorpen in de gemeente Achtkarspelen, en gelegen naast het pr. Margrietkanaal, is nog een zuivelfabriek en zelfs een echte scheepswerf, Barkmeyer uit 1850, waar nu de nieuwe loodsboten gemaakt worden voor Vlissingen. We lopen de brug over, en zien een postbode, Snelle Harm wordt hij genoemd. Ach, postbode… Harm is al met de Vut maar ja… zijn oude baas heeft hier geen postbodes meer in dienst en de goedkope, slecht betaalde deeltijdpostbodes kan Post.NL nu eenmaal niet in voldoende mate vinden. Niemand kan nog als postbode een gezin onderhouden, weet Harm, en de dames waarop Post.NL rekent, melden zich niet. Af en toe moet er in deze witte vlek toch ook nog eens post bezorgd worden; daarom is Snelle Harm vandaag weer op zijn fiets gestapt, vertelt hij. Hij wijst op de tas, achterop zijn fiets: “Het mag wel niet,” zegt hij, “maar het is nog een echte PTT-tas. Daar ben ik trots op. Ik heb die tas altijd gehouden, hoe het bedrijf ook heette, het staatsbedrijf de Koninklijke PTT, daarna TPG wat weer overging in TNT om nu te stranden als Post Punt En El.” Een bedrijf zonder ziel, zonder identiteit en dus… zonder toekomst.

Tegen Stroobos aan ligt Gerkesklooster, de plaats waar in de late Middeleeuwen op initiatief van Gercke Harkema een klooster werd gesticht. Van dat klooster is nu eigenlijk niks meer over; alleen de kloosterbrouwerij bleef overeind en werd in de zeventiende eeuw omgebouwd tot een hervormde kerk. In de schaduw daarvan fietst ons een wat oudere heer voorbij, die even later zijn fiets omdraait en op Lutz Jacobi afstapt. Zij is in Friesland een bekende en opvallende volksvertegenwoordiger. De heer op de fiets heeft wat op zijn lever.

Waarom, vraagt hij Lutz, verdwijnen uit de dorpen alle voorzieningen? Waarom moeten wij voor de griepprik naar Buitenpost op de fiets, en waarom kan er geen fietstunnel onder de weg. Waarom luistert de overheid niet naar de burgers, wil hij weten? Waarom